Geurloze kantoren
Laat ik naar aanleiding van dit boek direct met de kwestie in huis vallen: waarom zijn onze kantoren geurloos? Het antwoord lijkt op het eerste oog evident. We stellen een naar sigaren, bakvet en lijflucht meurende manager niet op prijs net zo min we een periodieke grondlucht van een ‘business babe’ kunnen appreciëren. Toch bevalt me dit antwoord niet. Er moet meer aan de hand zijn zoals Anthony Synnott in een ander prachtige boek ‘Aroma’ maar nu alleen over geur inderdaad aantoont.
Sacrale dampen
De relatie tussen gebouw en geur is eerder existent dan niet. Het reukloze kantoor is een uitzondering. Je hoeft van de zomer maar een paar kerkjes te bezoeken, even te snuiven en je weet weer hoe het van oudsher zit. Het architecturale is óók een kwestie van de neus. De lijn tussen het hemelse en aardse wordt met vluchtige en geurige wierookdampen getrokken. Het fluïde karakter maakt de doordringing van de hemelse sferen mogelijk. Waar het oog aan het zichtbare, het oor aan het lokale zijn verbonden kan de geur ontsnappen en opstijgen tot ver achter de wolken, althans zo denken gelovigen er over.
Coachingsoliën
Ook in onze moderne tijd kom je dit ‘heilige’ gebruik van dampen nog tegen en beslist niet buiten de wereld van het zakendoen. Heel wat managers zijn op bos- en heidedagen in zaaltjes ontvangen waar op oliestelletjes etherische oliën verdampten. En wie kent de coach niet die in de spreekkamer met haar aromatherapeutische talenten woekert. Menig klant heeft in zo’n ruimte naar een gasmasker uit de eerste wereldoorlog verlangt.
Het principe is helder. De geparfumeerde ruimte is een teken dat dit de plek is waar de queeste naar het mysterie en het verborgene zal beginnen: naar de kernkwaliteit, het authentieke Ik, de originele afdelingsmissie en de nog in nevelen gehulde collectieve ambitie. De romantiek van de zelfontwikkeling en het co-creatieve ondernemerschap kan niet zonder tipi’s, zweethutten en ook niet zonder geurkaarsjes. Want hiermee wordt de sacrale betekenis van geur overgeheveld naar de locaties van management development om er een plechtige en serieuze touch aan te geven: we zijn met belangrijke dingen bezig.
Het parfum van sales
Sinds de experimenten uit de jaren zestig en zeventig hebben aangetoond dat geur omzet verhogend werken, mits goed toegepast, zijn er geen reukloze winkels meer. De Albert Heijn is niet meer te bezoeken zonder de geur van vers brood op te snuiven. Ik beken, ook ik kan het goddelijke parfum van vers gebakken brood niet weerstaan en zou het liefst al het brood direct willen verorberen met het gebak erbij. Elke mannenkledingwinkel is bespoten met aërosolen vol Russisch leder, cowboyzweet en dieselderivaten. Subliminaal worden wij, mannen, in een ‘smellscape’ vol herinneringen aan een stoer en avontuurlijk leven dat in een gemiddelde kantoor niet te vinden is ertoe aangezet om de zoveelste G-star jeans of Gsus-shirtje te kopen.
Management by nose
Komen de geuren in de supermarkt en de kledingwinkels nogal artificieel over, wat ze ook zijn, bedacht en ontworpen door de keteninrichters, toch verlangen we ze beslist in andere gebouwen. Ze zijn een teken van authenticiteit en dus van betrouwbaarheid. Een ziekenhuis moet een beetje naar lysol ruiken, een chocolaterie naar gebrande cacaobonen, de ruimte van een tijdschriftredactie naar vochtig papier en de werkplaats van de Rijnlandse schilder schreeuwt om de geur van peut en ambachtelijke ammoniak. Stel je voor dat de kleurtransiteur een spuitbus met snoepjesgeur ter hand zou nemen om er een filiaal van Jamin olfactisch mee te emuleren, het zou ongehoord zijn, geen gezicht….
De neus is evolutionair gesproken het orgaan dat uitmaakt of het voedsel goed is en dus letterlijk verenigbaar is met het organisme. Niet door het oppervlak te inspecteren evalueert de neus maar door gevolgtrekkingen te maken over de inherente, verder niet waarneembare kwaliteit van het object. De neus bepaalt of iets intrinsiek goed en dus authentiek is en niet het oog. Kloppen de geuren bij wat ik waarneem? Daarom dient elke manager minimaal vier keer per jaar op geurtocht te gaan door zijn ‘point of sales’: ruiken we nog authentiek genoeg? Management by nose, zal ik maar zeggen.
Nasale deprivatie
Hoe anders is dan het kantoor, dat stiltecentrum, die ‘dark room’ voor de neus, waar de afwezigheid van geuren zo aanwezig is! Bezoek een belastingsdienst, een ICT-bedrijf, een overheidsinstantie en de nasale deprivatie overvalt je. Nergens een geurtje, nog geen flintertje aroma te bespeuren. En als er al eens een frummeltje ‘odeur du travail’ wordt bespeurd, gaat het raam open of belt de secretaresse onverwijld de air-conditioningmonteur. De enkele olfactische experimenten in Japan om kantoorruimten op verschillende momenten van de dag een andere geur te geven om de productiviteit van de medewerkers te verhogen - de dag begint met een verfrissende citroengeur - hebben geen navolging gekregen en zeker niet in de Hollandse disodeureuze bedrijvenparken.
Reukloze kantoorklerk
De kantoormens is er zeer op bedacht geen geuroverlast te bezorgen. Sinds de negentiende eeuw, de eeuw van de hygiënisering van de bevolking, weet de bureaucraat wat hem of haar te doen staat: elke onwelriekendheid vermijden. Het meeste wat in onze badkamers staat is hierop gericht. Elke ochtend met de dagelijkse (!) douchebeurt voltrekken we het beschavingswonder van de kantoorarbeid en verwijderen of overstemmen we elke lichaamsgeur met FA doucheschuimen, Listrine antihalitose mondwaters, Axe deodoranten, Daktarine antischimmelzalven, talkpoeders, handzepen en parfums. De schoenenwinkel mag ruiken, de coachingspraktijk van de spirituele levensloopcoach astraal geuren, de bakkerij en de garage nasaal excelleren maar het lichaam zelf niet. Ook parfums worden niet meer op prijs gesteld. De reukloze kantoorklerk is het ideaal. En als je er niet aan voldoet, krijg je het wel te horen. Is het niet van je baas dan wel van je collega’s: ‘Je stinkt.’
Neus als vijand
Waarom mogen functionarissen niet ruiken? Het antwoord is even simpel als bizar. Omdat kantoren geen lijven kennen. De bureaucratie kent alleen rationaliteit, voorspelbaarheid en beheersbaarheid. Het oog is het zintuig van de organisatie, de neus die van het lichaam. Spreadsheet, cockpits, monitoren en statistieken zijn de extensies van het oog. Wie ziet, kan ordenen; wie ordent, tellen; wie telt, voorspellen: dus organiseren. De neus kan dit allemaal niet. Deze is het zintuig van het irrationele, de herinnering, de begeerte, het onbeheersbare, het verborgene, het seksuele en het sacrale, van alles eigenlijk wat niet des organisaties is. Daarom zijn kantoren en hun klerken reukloos. Geuren zouden ons maar van de zaak afhouden.
Over Joep Schrijvers
Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.