Simon vindt het belangrijk dat organisaties zich bewust worden van hun functie. Omzetcijfers, markten, concurrentie: dat is allemaal niet zo belangrijk, meent hij. Nee, het gaat om de vraag: verleen ik diensten op maat en ben ik afhankelijk van een andere organisatie? Wordt de eerste vraag met ja beantwoord, dan heb je een capaciteitsfunctie. Iedere klant zul je afzonderlijk je vaardigheden moeten aanbieden. Denk hierbij aan zorginstellingen, politiekorpsen en restaurants. Maar ook kappers, want een salon die een vast assortiment aan kapsels heeft, zal geen tevreden klanten hebben. Een kapper heeft dus geen productfunctie, maar een capaciteitsfunctie.
Maar ook binnen het domein van de capaciteitsorganisaties is een onderscheid aan te brengen. Want hoewel een zelfstandig restaurant net als een thuiszorginstelling klanten op maat moet bedienen, hebben ze toch een andere achtergrond. De restauranthouder kan doen wat hij wil, terwijl de thuiszorginstelling in eerste instantie (‘lijn’) verantwoording moet afleggen aan een overkoepelende zorgonderneming en in tweede instantie aan de minister van Volksgezondheid. De thuiszorginstelling is dus afhankelijk van beleidsorganen en heeft daarom een taakfunctie, terwijl het restaurant een marktfunctie vervult. Winsten en verliezen zijn voor rekening van de restauranthouder. Dit in tegenstelling tot de thuiszorginstelling die gebonden is aan een budget: een thuiszorginstelling kan dus pas failliet gaan als het moederorgaan failliet gaat. En het moederorgaan kan pas failliet gaan als het geen geld meer van de overheid krijgt.
Toch is de praktijk weerbarstiger. Illustratief is de situatie in de thuiszorg: een dienst waar de overheid zich verantwoordelijk voor voelt (thuiszorg als taakorganisatie), maar die als marktorganisatie gerund wordt. In juli 2008 werd duidelijk dat vermenging van functies voor problemen kan zorgen. Dit voorbeeld bespreekt Simon niet in zijn boek, maar leent zich bij uitstek als casusmateriaal.
Wat wil het geval? Twee thuiszorginstellingen, Thuiszorg Groningen en Sensire, besloten op eigen houtje geen patiënten meer toe te laten. De verontwaardiging was groot: het kan toch niet zo zijn dat mensen die gewoon premie betalen, zorg onthouden wordt? Dat kon dus wel, vonden de instellingen, want het budget dat zij ontvangen via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) zou ontoereikend zijn.
Hoe bestuurlijk versnipperd de thuiszorg is, bleek toen verzekeraar Menzis - die officieel verantwoordelijk is voor de uitvoering van de AWBZ - Meavita (de moederorganisatie van de thuiszorginstellingen) met een kort geding dreigde. Menzis vond dat de thuiszorginstellingen (die in het eigen jargon werkmaatschappijen worden genoemd) contractbreuk hadden gepleegd. Roger van Boxtel, bestuursvoorzitter van Menzis, gaf op zijn website een persbericht uit: ‘Klanten zullen niet de dupe worden van problemen die de zorgaanbieders hebben. Het is al helemaal ondenkbaar dat er geen zorg aan klanten wordt gegeven.’ Ondenkbaar dus. Wellicht in een tijd dat de overheid nog primair verantwoordelijk was voor de thuiszorg, maar in de zorgmarkt van 2008 is het namelijk heel goed denkbaar dat organisaties hun leveringen stoppen omdat het geld op is. Maar tekenend zijn de verontwaardigde reacties wel. Ook de patiëntenfederatie NPCF reageerde met het 'ondenkbaar-argument'. Hoe denk je dat dat overkomt op mensen die van zorg afhankelijk zijn, vroeg een woordvoerder zich af.
Al snel werd de bal teruggekaatst naar de overheid, die in de gedaante van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) toezicht moet houden op ‘zorgmarkten in Nederland’. Het controleert zowel zorgaanbieders als verzekeraars. Maar alleen in uiterste gevallen kan de toezichthouder met geld over de brug komen. Een echte oplossing kwam er niet, omdat de NZa van mening bleef dat de thuiszorginstellingen eerst hun boekhouding op orde moeten krijgen. Wel kwamen Meavita en Menzis overeen dat de patiënten in ieder geval bij andere instellingen ondergebracht moesten worden. In deze, grotendeels vermarkte bestuurlijke wirwar is het zogezegd niet ondenkbaar dat even vergeten wordt dat zorg een primair burgerrecht is. Hoe de NZa hierin zat, werd op 19 augustus nogmaals duidelijk. Toen adviseerde ze minister Ab Klink van Volksgezondheid akkoord te gaan met een experiment waarbij een aantal ziekenhuizen dividend (winst) mag uitkeren. Aanleiding voor dit experiment is ook hier weer dat het budget niet toereikend zou zijn. De winst, zo is het plan, kan dan gebruikt worden om ‘in de kwaliteit van de zorg en vernieuwende maatregelen’ te investeren. De zorgautoriteit gaf wel aan de voorwaarde te willen stellen dat de betaalbaarheid en kwaliteit van de zorg niet in het geding komen.
Politiek blijft er grote verdeeldheid ontstaan over de rol van taakorganisaties. De Socialistische Partij wijt veel problemen in de zorg direct aan de marktwerking, terwijl de VVD - zo blijkt uit haar op 18 augustus gepresenteerde toekomstvisie - de oorzaak legt bij een gebrek aan marktwerking. De liberalen wijzen er op dat de overheid nog steeds de tarieven van bijna alle beroepsbeoefenaren in de zorg betaalt en van tachtig procent van de zorg die een ziekenhuis levert. De medische zorg die gefinancierd wordt uit de AWBZ zou ze graag overhevelen naar de zorgverzekeraars. En de zorgverleners, zoals thuiszorginstellingen, moeten wat de VVD betreft in concurrentie met elkaar dingen naar de gunsten van verzekerden en patiënten.
Martin Simon is niet zozeer tegenstander van marktwerking, maar wel van ‘doen alsof’ een taakorganisatie een bedrijf is. ‘Bij de invoering van de marktwerking in de zorg heeft men ook het taalgebruik aangepast’, constateert hij. ‘Er wordt niet meer over kwaliteiten van het aanbod gesproken, maar over producten. Adviesbureaus en ambtenaren hebben zich jarenlang bezig gehouden met de omschrijving van het medisch productaanbod waar dan per product een prijskaartje aan wordt gehangen, bijvoorbeeld, E 67,34, waarna iedereen tevreden is omdat het niet te veel lijkt.’ Kiezen voor marktwerking is volgens hem iets anders dan marktwerking vertalen in productprijzen die niet bestaan. En juist op dat laatste punt wil de VVD dat zorgverleners met elkaar in concurrentie gaan.
Het goed functioneren van een taakorganisatie begint volgens Simon bij het beleidsorgaan. ‘Als sturing en controle niet duidelijk zijn loopt een taakorganisatie sneller uit de hand. Er zijn geen lichten die op natuurlijke wijze op rood gaan zoals in een marktorganisatie.’ Die rode lichten zijn bijvoorbeeld verlies, tegenspraak van de OR of raad van commissarissen en controle door banken. Een taakorganisatie die verlies draait, zal dat namelijk niet zo snel als zodanig voelen. Het beleidsorgaan kan namelijk nog met geld over de brug komen. Het rode licht dat niet snel gedoofd kan worden, is het licht van de publieke verontwaardiging. De patiëntenstops van de twee thuiszorginstellingen haalden de voorpagina's.
Over Steven de Jong
Steven de Jong is zelfstandig redacteur (Stevenschrijft.nl) en schrijver van de roman Bezorgde burgers (Lebowksi). In 2023 reageerde hij, namens Stichting Support Stotteren en Start Foundation, op tachtig vacatures met de vraag of de functie ook openstaat voor gekwalificeerde kandidaten die stotteren. Een ontluisterende verkenning waarvan hij verslag doet in De kracht van het verschil (Durden).