‘Hij heeft een lege boekenkast’, had de fotograaf me gemaild. ‘Je moet hem dáár interviewen. Dat is een statement.’ Ik ging direct met hem mee. Een professor zonder hét symbool van eruditie, een boekenkast, is een unicum. En zo zitten we in zijn riante en nette werkkamer op de Erasmus Universiteit. Kaptein zit voor me en links van hem staat het statement, hoewel… elke plank bevat een voorwerp. ‘Ja, hij is leeg zolang ik hier hoogleraar ben: nu alweer tien jaar. Een boekenkast zegt iets over jezelf: hoe gevulder hij is des te geleerder je bent. Dat is een misvatting. Deze kast is leeg om mijn studenten te tonen dat daar de geleerdheid dus niet zit. Wetenschap is natuurlijk op de schouders van anderen staan, maar vooral ook om naar buiten te gaan, naar de open plek van de werkelijkheid. Bedrijfskunde is een toegepaste wetenschap gericht op de problemen van de praktijk en de dilemma’s. Daarom heb ik een lege boekenkast. Als je nu maar niet denkt’ – Kaptein lacht – ‘een lege boekenkast, een leeghoofd. Er is nog een reden: ik ben allergisch voor huismijt. Verder zegt het toch wel iets over mijn karakter. Ik wil opgeruimd zijn, leeg. Iedere dag. Ik wil van alles opruimen: hier, thuis, de samenleving.’ ‘Je bent dus eigenlijk een schoonmaker’, plaag ik. Hij lacht opnieuw. ‘Ja, ik wil de boel opruimen: onethisch gedrag, corruptie, fraude.’
Bijdragen aan de samenleving
Kaptein ontwikkelde zijn ethische belangstelling toen hij bedrijfskundestudent was op de Erasmusuniversiteit. ‘We hadden hier veel vakken, maar ik was vooral bezig met de vraag naar het waartoe en waarom. Wat is de functie van een bedrijf, van managers? Wat zijn de ethische kwesties? Wat doe je voor de samenleving? Op de middelbare school had ik al dat ik een bijdrage aan de maatschappij wilde leveren. Ik was politiek geëngageerd. Ik heb een tijd lang gedacht arts te worden.’ Ik vermoed dat Kaptein een christelijke achtergrond heeft en vraag ernaar. ‘Ja, ik heb dat, ben hervormd en ben ook zo opgevoed. Met gebed en Bijbel lezen en catechisatieles. Maar ik ben niet streng opgevoed in de zin van wat er allemaal niet mag, maar meer in een positieve grondhouding van dienstbaar zijn. Ik lijk op mijn vader. Die was leraar Nederlands op een middelbare school en zat in de politiek, het CDA. Hij was wethouder en recenseerde ook boeken. Er kwamen bij ons thuis stapels boeken binnen. Ik heb dat van hem meegekregen: doceren, kennisoverdracht, denken aan de toekomst, politiek actief zijn en iets voor de samenleving doen. Mijn moeder was vooral dienstbaar. Dat heb ik van haar. Wat ik wel uit mijn opvoeding heb meegekregen, is het christelijke idee om met je talenten te woekeren. Ik ervaar dat ook als een plicht.’
Kaptein hoeft niet lang na te denken als ik hem vraag of zijn christelijke achtergrond in zijn werk doorwerkt. ‘Nee, ik scheid dat van de rol van ethicus. Je moet je eigen moraal niet opleggen of verkapt doorgeven. De ethicus stelt zich ten dienste van de ander. Je cijfert je weg en probeert de ander te helpen ethische keuzes te maken.’ Kaptein is een opgewekte prater, niet bepaald het type vermanende, zure ethicus. Kan een opgeruimd mens wel de ethiek beoefenen? ‘Zeker. Ik ben zo geboren. Ethici zijn vaak wel waarschuwers en vermaners. Zij belichten de zwarte kant. Ik daarentegen wil dicht bij de mensen komen en me op het goede richten: hoe kan het anders, hoe kan het beter? Als docent en adviseur ben ik op mijn plaats want dan sta ik naast en niet tegenover de mensen.’ Dan laconiek: ‘Ieder speelt zijn eigen rol. Je hebt ook mensen nodig die prikkelen, boos zijn en aanklagen en met de vuist op tafel slaan. Ik zit meer in de helpende modus. Ik haal liever iemand uit de shit dan dat ik hem erin stop.’
Morele kwesties
Kaptein besteedt in zijn werk veel aandacht aan morele dilemma’s in organisaties. ‘Je ziet drie typen dilemma’s. Veel voorkomend zijn vuile-handendilemma’s. Die ontstaan als je een keuze moet maken uit tegengestelde belangen. Je kunt het dan nooit goed doen. Bijvoorbeeld je moet kiezen tussen winst of duurzaamheid, werkgelegenheid of dividend uitkeren. Wat je ook doet: je maakt altijd vuile handen. Een ander type is het vele-handendilemma. Organisaties zijn verbanden waarbinnen veel mensen samenwerken. Die veelheid leidt vaak tot problemen. Mag je opdrachten weigeren? Mag je verantwoordelijkheden afschuiven of moet je alles oppakken? En wat je ook veel ziet, zijn verstrengelde-handendilemma’s. Dat is aan de orde als je werk- en je eigen privé-belangen gaan samenlopen. Mag je als managers je eigen belangen en voorkeuren nastreven of gaat het organisatiebelang altijd voor?’ In zijn boek De integere manager geeft Kaptein van dat laatste een voorbeeld. Een man vertelt dat hij voor zijn bedrijf aan het onderhandelen was voor een grote opdracht die in de miljoenen liep. Vlak voordat de zaak beklonken wordt, zegt zijn counterpart dat er eerst een leuk bedrag op zijn privé-rekening gestort moet worden. Wat doe je dan? Betaal je de steekpenningen of niet? In zijn boek vertelt Kaptein niet wat de man uiteindelijk gedaan heeft. Ik wil het nú weten. Kaptein kijkt me geamuseerd aan. ‘Ja, er is betaald.’
‘En’, vraag ik, ‘was je het daar als ethicus mee eens?’
Zijn armen gaan over elkaar: ‘Nee, daar geef ik geen antwoord op. Zo werkt dat niet. Je moet als ethicus bescheiden blijven en niet op de stoel van de ander gaan zitten. Het is heel comfortabel om vanuit je eigen huis of vanaf je eigen kerktoren te oordelen over iemands gedrag. Wat ik wel wil, is de dilemma’s verhelderen zodat iemand zelf zijn gedrag kan verantwoorden.’
‘Is dat over de hele linie in je leven het geval dat je je zo afzijdig houdt?’
Met stelligheid: ‘Nee, dat is thuis anders. Daar ben ik de direct betrokkene, neem ik de dilemma’s en keuzes zoals ze komen en heb ik er mening en een oordeel over. Thuis heb ik er genoeg en kom ik ruimschoots aan de bak. Ik ben vader van vijf kinderen.’
Toen ik De integere manager en Waarom goede mensen soms de verkeerde dingen doen las, viel het me het al op. Die boeken zijn zo praktisch van aard dat het wel lijkt of elk ethisch probleem met wat simpele technieken op te lossen is. Waar is de verontwaardiging, waar is de morele worsteling? Kaptein: ‘Ethiek is die permanente worsteling. Dat is de kern in mijn actieve werk van organisatieadvies. Ik begeleid geregeld dilemmabijeenkomsten met managers en medewerkers. Dilemma’s gaan daar zwaar op de maag liggen. Je ziet vertwijfeling ontstaan. In de ethiek heet dat aporie. Dat is een verlegenheid met de situatie. Dat je het niet meer weet. Socrates ging de markt op en stelde de mensen allerlei vragen tot ze geen antwoord meer konden geven. Die verlegenheid: je komt dan tot je diepste drijfveren en je belangrijkste principes. Fundamentele vragen kunnen dan gesteld worden. Neem een financiële instelling: hoe zit het dan met de klantgerichtheid en de zorgplicht, moet je je oren altijd laten hangen naar de klant of niet? Deelnemers kunnen dan een ethische sprong maken, een echte. Als ethicus breng ik verlegenheid tot stand. Een ethische training is geslaagd wanneer er stilte is. Mensen worden daardoor kwetsbaar én nieuwsgierig. Dan help ik ze ook weer om eruit te komen. Wat ik doe, is het rationeel maken van die worsteling. Ik bied daarvoor technieken. Want je wilt de mensen ook houvast geven. Maar je kunt inderdaad niet alles instrumentaliseren en managerial maken. Je had in de afgelopen decennia de eerste bedrijven die ethische codes gingen opstellen. Dat was oprecht doorleefd. Daarna kwamen de bedrijven die integriteit wilden kopiëren en instrumentaliseren. Ze wilden van alles regelen. Ethiek gaat dan weg van het gevoel, de schaamte en de worsteling.’
Moleskine
Voor Kaptein is schrijven een bevalling. ‘Ik ga te werk als een schilder. Ik maak een ruwe schets van het geheel en dan nog eens en nog eens. Die ga ik dan voorzichtig inkleuren. Stukje bij beetje. Ik zoek er literatuur bij en anekdotes. Soms loop ik vast en dan geef ik mijn hersenen de opdracht een oplossing te verzinnen. Ik denk er niet meer over na. En vaak plopt die na een paar dagen schijnbaar als vanzelf op. Ik heb ook altijd een notitieboekje bij de hand.’ Kaptein pakt het en laat me een Moleskine-boekje zien vol aantekeningen. ‘Dat doe ik dan tot het voor 80-90 procent klaar is. Dan pas weet ik of het wat wordt. Dan ga ik ook pas naar een uitgever.’
‘Nu ben ik bezig met een nieuw boek over de macht van integriteit en de integriteit van de macht. Het gaat over politici en bestuurders bij de overheid. Het moet uit 95 hoofdstukjes bestaan. Luther spijkerde eenzelfde aantal stellingen op de kerkdeur. Het analyseert de macht van integriteit. Hoeveel politici en bestuurders moesten niet opstappen omdat ze niet integer handelden? Dat is meer dan je denkt. In de samenleving wordt een integriteitmeetlat gehanteerd. Die is direct gekoppeld met geloofwaardigheid. Een politicus of bestuurder die niet integer handelt, raakt zijn geloofwaardigheid kwijt en dus zijn daadkracht. Ik bestudeer nu mensen die in Nederland in de afgelopen dertig jaar moesten opstappen. Daarvoor lees ik allerlei (auto)biografieën om de context waarbinnen ze weg moesten te analyseren. Eind 2012 moet het verschijnen.’ Een mooie insteek, denk ik een beetje jaloersig.
Paperless
Kaptein leest veel artikelen en in mindere mate boeken. ‘In de wetenschap staat de meeste kennis in artikelen. Als je bij de literatuuropgave kijkt van een wetenschappelijk artikel dan is één op de vijftien verwijzingen maar een boek. De rest bestaat uit artikelen. Voor mijn boek Waarom goede mensen soms de verkeerde dingen doen heb ik gezocht naar allerlei cruciale sociaal-psychologische experimenten. Ik heb wel duizend artikelen diagonaal en scannend gelezen, daarvan 250 bestudeerd om er uiteindelijk drie of vier per hoofdstuk te kunnen gebruiken. Ik lees thuis en nagenoeg alles paperless, op de laptop, de pc. Dat doe ik al jaren zo. En als ik al een boek lees dan doe ik er de meest vreselijke dingen mee. Er komen ezelsoren in. Er gaat koffie overheen. De kaft ziet er op den duur niet meer uit. Ik maak er aantekeningen in en zet er uitroeptekens in. Vooral als een passage me op ideeën brengt. Het wordt helemaal een doorleefd boek. Daarom leen ik ook nooit boeken van anderen.’
Kaptein lijkt me zowel een wetenschapper, consultant als een moralist te zijn. Hoe ligt dat percentueel? Over de moralist is hij direct en stellig: ‘Dat ben ik voor nul procent. Ik ben niet prekerig.’ De keuze tussen wetenschapper en adviseur valt hem zwaarder. Het blijft stil. Ik geef hem een dilemma: ‘Je moet kiezen, hoogleraar blijven op deze universiteit of volledig adviseur worden. Wat doe je?’ Dan direct: ‘Onmiddellijk weggaan bij de wetenschap. Het zou het faillissement van de bedrijfskunde betekenen. In deze wetenschap moet je minimaal één dag per week in het bedrijfsleven zijn.’
Over Joep Schrijvers
Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.