Otto Marres is advocaat bij Linklaters in Amsterdam. Voort is hij verbonden aan de Universiteit van Amsterdam als universitair docent internationaal belastingrecht en Europees belastingrecht en is hij annotator van BNB.
Meer over Otto MarresWinstdrainage door renteaftrek
Artikel 10a Wet op de Vennootschapsbelasting 1969
Paperback Nederlands 2020 3e druk 9789013150360Samenvatting
De grondig vernieuwde derde druk van dit standaardwerk over winstdrainage door renteaftrek bevat alle relevante wetgeving, jurisprudentie en literatuur in het kader van art. 10a Wet VPB 1969. De talrijke wetswijzigingen en jurisprudentie sinds de vorige druk maken deze update meer dan welkom. Bijgewerkt tot en met 18 september 2020.
De mogelijkheid om rente in aftrek te brengen, zonder dat daar in Nederland belastbare opbrengsten tegenover staan, opent de deur voor opportunistisch gedrag van belastingplichtigen. Wanneer belastingplichtigen op gekunstelde wijze rentelasten oproepen om de belastbare winst te drukken, dan spreekt men van winstdrainage. Winstdrainage door renteaftrek geldt als standaardwerk over de belangrijkste maatregel hiertegen, art. 10a Wet VPB 1969.
Na pogingen tot bestrijding van winstdrainage met het leerstuk fraus legis, die wisselende successen boekten, is art. 10a Wet VPB 1969 geïntroduceerd. Deze bepaling richt zich tegen renteaftrek ingeval van schulden aan een met de belastingplichtige verbonden persoon, die verband houden met bepaalde rechtshandelingen zoals uitdelingen, stortingen en acquisities. Deze aftrekbeperking is in de loop der jaren steeds belangrijker geworden, mede door diverse aanscherpingen (deels als reactie op arresten van de Hoge Raad).
Deze volledig herziene derde druk is bijgewerkt tot en met 18 september 2020. Renteaftrek van vennootschappen is een blijvend actueel thema. De talrijke wetswijzigingen en jurisprudentie sinds de vorige editie maken dit een essentiële update voor professionals en academici te maken hebben met kwesties omtrent renteaftrek van vennootschappen. Naast de meest recente wetgeving en rechtspraak over art. 10a Wet VPB 1969 zelf, staat de auteur stil bij diverse andere relevante ontwikkelingen. Denk hierbij aan het EU-recht, beleid van de belastingdienst, wijzigingen van het regime van de fiscale eenheid, het leerstuk van de onzakelijke lening en andere renteaftrekbeperkingen.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Lijst van gebruikte afkortingen / XV
HOOFDSTUK 1
Inleiding / 1
1.1 Winstdrainage door renteaftrek / 1
1.2 Wettelijke sancties tegen winstdrainage door renteaftrek / 1
1.3 Art. 10a Wet VPB 1969 / 2
1.4 Opbouw / 3
HOOFDSTUK 2
Algemene beschouwing over renteaftrek / 5
2.1 Het winstbegrip / 5
2.1.1 Aftrekbare rente versus niet aftrekbaar dividend / 5
2.1.2 Art. 3.8 Wet IB 2001 jo. art. 8 Wet VPB 1969 / 14
2.1.3 Arm’s length-beginsel; art. 8b en 8c Wet VPB 1969 / 18
2.1.4 Art. 10, eerste lid, onderdelen a en c, Wet VPB 1969 / 18
2.2 Kwalificatie van financiering als eigen vermogen respectievelijk vreemd vermogen / 21
2.2.1 Hoofdregel: de civielrechtelijke vorm / 21
2.2.2 De eerste uitzondering: de schijnlening / 23
2.2.3 De tweede uitzondering: de deelnemerschapslening / 25
2.2.4 De derde uitzondering: de bodemlozeputlening / 28
2.2.5 Geen vierde uitzondering / 30
2.2.6 Hybride leningen (tot 2007) / 30
2.2.7 Hybride leningen (per 2007) / 32
2.3 Winstdrainage (art. 10a Wet VPB 1969) / 33
2.4 Earnings stripping (art. 15b Wet VPB 1969) / 33
2.5 Andere wettelijke renteaftrekbeperkingen / 34
2.6 Conclusie / 35
HOOFDSTUK 3
Richtige heffing en fraus legis / 37
3.1 Inleiding / 37
3.2 Richtige heffing en fraus legis vóór invoering van art. 10a Wet VPB 1969 / 38
3.2.1 Algemeen / 38
3.2.2 De eis van de wezenlijke financieringsfunctie / 38
3.2.2.1 Verhanging van groepsmaatschappij / 38
3.2.2.2 Schulden in verband met kapitaalstortingen / 43
3.2.2.3 Schulden in verband met winstuitdelingen / 43
3.2.2.4 Activa/passiva-transacties / 47
3.2.3 De verschillendewegenleer / 48
3.2.4 De compenserende heffing / 53
3.2.4.1 Geen strijd met doel en strekking bij compenserende heffing / 53
3.2.4.2 Indirecte compenserende heffing / 54
3.2.4.3 Buitenlandse compenserende heffing / 54
3.2.4.4 Verrekening van belastinggrondslag met compensabele verliezen / 56
3.2.4.5 Verrekening van belasting met buitenlandse belasting of andere aanspraken / 59
3.2.4.6 Crediteur heeft corresponderende rentelasten / 59
3.3 Toepassing van fraus legis sinds de introductie van art. 10a Wet VPB 1969 / 61
3.3.1 Inleiding / 61
3.3.2 Strijd met doel en strekking van (het systeem van) de wet / 62
3.3.3 Strijd met doel en strekking van art. 10a Wet VPB 1969 / 65
3.3.4 Geen fraus legis bij aanvaarding van ontgaansmogelijkheden door de wetgever / 66
3.3.5 Toepassingen / 73
3.3.5.1 Verwerving niet-verbonden lichaam / 73
3.3.5.2 Activa/passiva-transacties / 75
3.3.5.3 Lening van een derde / 76
3.3.5.4 Zetelverplaatsing crediteur / 77
3.3.5.5 Aangroei lijfrenteverplichting / 77
3.4 Fraus legis sinds ATAD1 / 78
3.4.1 Art. 6 ATAD1 / 78
3.4.2 Implementatie van art. 6 ATAD1 door fraus legis / 79
3.4.3 Vergelijking tussen art. 6 ATAD1 en het leerstuk fraus legis / 80
3.5 Samenvatting en conclusies / 84
HOOFDSTUK 4
De geschiedenis van art. 10a Wet VPB 1969 / 87
4.1 Beleid met betrekking tot richtige heffing en fraus legis / 87
4.2 Oriëntatienota fiscaal vestigingsklimaat / 87
4.3 Voorontwerp van wet evenwichtige behandeling internationale fiscale verhoudingen / 88
4.4 Werkgroep fiscale infrastructuur / 88
4.5 Wet fiscale infrastructuur / 89
4.6 Wijzigingen in art. 10a Wet VPB 1969 / 92
4.6.1 Overzicht van de belangrijkste wijzigingen / 92
4.6.2 Wijzigingen in het eerste lid / 93
4.6.3 De invoeging van het tweede lid / 94
4.6.4 Wijzigingen van de zakelijkheidstoets / 94
4.6.5 Wijzigingen van de redelijkeheffingnorm / 95
4.6.6 Wijzigingen van de verbondenheidsbepalingen / 96
4.6.7 De invoeging van het achtste lid / 99
4.7 Conclusies / 99
HOOFDSTUK 5
De in art. 10a Wet VPB 1969 gestelde regels / 101
5.1 Inleiding / 101
5.2 Codificatie en modificatie van jurisprudentie / 102
5.3 Aftrekbeperking, maar ook vrijstelling (tot 2021) / 105
5.4 Renten – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen – (eerste lid, aanhef) / 106
5.4.1 Rente / 106
5.4.2 Kosten / 108
5.4.3 Valutaresultaten / 110
5.4.4 Rente op rente en valutaresultaten over rente / 112
5.5 Schulden / 113
5.6 Rechtens dan wel in feite direct of indirect verschuldigd / 115
5.6.1 Inleiding / 115
5.6.2 Alternatieve criteria (in het eerste lid) / 115
5.6.3 De betekenis van de onderscheidene termen; wetsgeschiedenis / 117
5.6.4 De Hoge Raad over de ‘feitelijke financier’ / 121
5.6.4.1 De ‘formele financier’ versus de ‘feitelijke financier’ / 121
5.6.4.2 De parallelliecriteria / 122
5.6.4.3 Geldverstrekker versus risicodrager / 122
5.6.4.4 Vereiste parallellie / 124
5.6.4.5 Casuïstiek / 126
5.6.5 Garanties / 127
5.6.6 Statische versus dynamische toetsing / 130
5.6.7 Conclusie / 130
5.7 Verband tussen schuld en rechtshandeling (eerste lid, aanhef, en tweede lid) / 131
5.7.1 Algemeen / 131
5.7.2 Wetsgeschiedenis / 132
5.7.3 De winstdrainagejurisprudentie (fraus legis en richtige heffing) / 134
5.7.4 Jurisprudentie over art. 10a vóór 2007 / 135
5.7.5 De reactie van de wetgever / 138
5.7.6 Rechtens dan wel in feite direct of indirect verband / 138
5.7.7 Volgorde van en tijdsverloop tussen schuld en rechtshandeling / 140
5.7.8 Uitdeling of storting van vordering op verbonden lichaam / 142
5.8 Winstuitdeling of teruggaaf van gestort kapitaal (eerste lid, onderdeel a) / 143
5.8.1 Achtergrond van de bepaling / 143
5.8.2 Winstuitdeling of teruggaaf van gestort kapitaal / 143
5.8.3 Uitkering of terugbetaling door een verbonden vennootschapsbelastingplichtig lichaam / 144
5.8.4 Aan een verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon / 150
5.9 Kapitaalstorting (eerste lid, onderdeel b) / 151
5.9.1 Achtergrond van de bepaling / 151
5.9.2 Kapitaalstorting / 152
5.9.3 Storting door een verbonden vennootschapsbelastingplichtig lichaam of verbonden natuurlijk persoon die in Nederland woont / 153
5.9.4 In een verbonden lichaam / 153
5.9.5 Verband tussen schuld en storting / 154
5.10 Verwerving of uitbreiding van een belang (eerste lid, onderdeel c) / 156
5.10.1 Achtergrond van de bepaling / 156
5.10.2 Verwerving of uitbreiding van een belang / 158
5.10.3 Door een verbonden lichaam dat aan de vennootschapsbelasting is onderworpen of een verbonden in Nederland wonende natuurlijk persoon / 159
5.10.4 In een verbonden lichaam / 159
5.11 Besmetting en ontsmetting / 160
5.11.1 Inleiding / 160
5.11.2 Gewijzigd verband: andere financieringsfunctie / 160
5.11.2.1 Verband met ‘rechtshandeling’ / 160
5.11.2.2 Activumvervanging versus passivumvervanging / 161
5.11.2.3 Ontsmetting bij vervreemding van het belang / 162
5.11.2.4 Vermogensbestanddelen van de dochter gaan zonder afrekening tot het vermogen van de belastingplichtige behoren / 163
5.11.2.5 Verliessituaties / 165
5.11.3 Gewijzigd verband: andere herkomst / 165
5.11.4 Verbondenheid van de aandeelhouder of dochtermaatschappij / 166
5.11.5 Verbondenheid aanwender van vermogen / 167
5.12 Zakelijke overwegingen (derde lid, onderdeel a) / 168
5.12.1 Inleiding; wie kan de uitzondering activeren? / 168
5.12.2 Zakelijke overwegingen / 170
5.12.3 In overwegende mate / 173
5.12.4 Dubbele zakelijkheidstoets / 175
5.12.5 De zakelijkheid van de rechtshandeling / 177
5.12.6 De zakelijkheid van de schuld / 181
5.12.6.1 Overzicht / 181
5.12.6.2 Schuld in verband met rechtshandeling van de belastingplichtige / 181
5.12.6.3 Schuld in verband met rechtshandeling van een verbonden persoon / 185
5.12.6.4 De omleiding nader beschouwd / 186
5.12.6.5 Indirecte derdenleningen / 192
5.12.6.6 Garantie van verbonden persoon / 199
5.12.7 Casuïstiek (wetsgeschiedenis en beleid) / 200
5.13 Compenserende heffing (derde lid, onderdeel b) / 206
5.13.1 Inleiding; geen safe harbour; toets van jaar tot jaar / 206
5.13.2 Over de rente / 208
5.13.3 Bij degene aan wie de rente rechtens dan wel in feite direct of indirect is verschuldigd / 209
5.13.3.1 Toetsen bij de ‘feitelijke financier’ / 209
5.13.3.2 Gegarandeerde derdenleningen / 212
5.13.3.3 CFC-regels / 213
5.13.3.4 Fiscale eenheid en consolidatieregimes / 215
5.13.4 Per saldo / 216
5.13.5 Belasting naar de winst of het inkomen / 218
5.13.6 Naar Nederlandse maatstaven redelijk / 220
5.13.6.1 Kwantificering van de redelijke heffing voor winstbelastingen / 220
5.13.6.2 Belasting die ‘resulteert’ in een ‘heffing’ / 221
5.13.6.3 Nederlandse maatstaven / 222
5.13.6.4 Belastbare winst / 223
5.13.6.5 Uitzondering voor art. 12b / 224
5.13.6.6 Doorlopende of jaarlijkse toetsing / 224
5.13.7 Verrekening met verliezen of andersoortige aanspraken uit eerdere jaren / 226
5.13.8 Verrekening met toekomstige verliezen of andersoortige aanspraken / 227
5.13.9 Voorkoming van dubbele belasting / 228
5.13.10 Tegenbewijs inspecteur bij onzakelijk handelen / 228
5.14 Verbonden lichamen (vierde, zesde en zevende lid) / 230
5.14.1 Algemeen / 230
5.14.2 Lichaam / 231
5.14.3 Belang / 232
5.14.3.1 Wetsgeschiedenis / 232
5.14.3.2 Welke rechten vormen een belang? / 234
5.14.3.3 Financieel belang versus zeggenschap / 236
5.14.3.4 De weging van het belang / 238
5.14.3.5 Indirecte belangen / 238
5.14.3.6 De merites van een kwalitatieve benadering / 238
5.14.4 Familierelaties (vierde lid, onderdeel c) / 239
5.14.5 Binnen fiscale eenheid gevoegde lichamen (vierde lid, onderdeel d, en zevende lid) / 240
5.14.6 Samenwerkende groep / 243
5.14.6.1 Overzicht wetswijzigingen / 243
5.14.6.2 Regime tot 11 juli 2008 / 243
5.14.6.3 Regime van 11 juli 2008 tot 2017 / 244
5.14.6.4 Regime vanaf 2017 / 244
5.14.7 Verbondenheidsficties bij fusie en splitsing / 247
5.14.7.1 Verbondenheid van de bij de fusie of splitsing betrokken rechtspersonen / 247
5.14.7.2 De aandeelhouder / 248
5.15 Verbonden natuurlijk persoon (vijfde lid) / 249
5.15.1 Onderdeel a (verbonden natuurlijk persoon; algemeen) / 249
5.15.2 Onderdeel b (verbonden natuurlijk persoon; toepassing van art. 13b en 13ba) / 252
5.15.3 Verbondenheidsficties bij fusie en splitsing / 253
5.16 Overgangsrecht / 253
5.16.1 Onmiddellijke werking per 24 december 1996 / 253
5.16.2 Vrijstelling bij de ontvanger van niet-aftrekbare rente tot en met 2001 / 254
HOOFDSTUK 6
Samenloop van art. 10a Wet VPB 1969 met andere regelingen / 257
6.1 Fiscale eenheid / 257
6.1.1 Schuldverhoudingen en rechtshandelingen tussen gevoegde maatschappijen; achtergrond reparatiemaatregel / 257
6.1.2 Spoedreparatie en interne rechtshandelingen / 260
6.1.3 Spoedreparatie en interne schulden / 261
6.1.4 Overgangsregeling spoedreparatie / 265
6.1.5 Winstsplitsing vóór spoedreparatie / 266
6.1.6 Winstsplitsing na spoedreparatie / 267
6.1.7 Derdenwerking fiscale eenheid / 269
6.2 Fusie en splitsing / 270
6.2.1 Relevantie fusie en splitsing voor art. 10a / 270
6.2.2 Besmette schuld gaat over naar verkrijger / 271
6.2.3 Belang in dochter gaat over naar verkrijger / 273
6.2.4 Dochter verdwijnt of splitst / 274
6.2.4.1 Algemeen / 274
6.2.4.2 De belastingplichtige is de verkrijger / 274
6.2.4.3 De belastingplichtige krijgt aandelen in de verkrijger / 274
6.2.5 Dochter verkrijgt; verwatering / 276
6.2.6 Winstsplitsing / 276
6.3 Buitenlandse belastingplicht / 278
6.4 Objectvrijstelling / 278
6.4.1 De bepaling van de vrijgestelde winst / 278
6.4.2 Schulden binnen fiscale eenheid / 282
6.5 Andere renteaftrekbeperkingen / 283
6.6 Fiscale beleggingsinstellingen / 285
HOOFDSTUK 7
Europeesrechtelijke en volkenrechtelijke aspecten / 287
7.1 De EU-vrijheden (VWEU) / 287
7.1.1 Toepassing van het VWEU / 287
7.1.2 Toegang tot het VWEU / 288
7.1.2.1 De verdragsvrijheden / 288
7.1.2.2 Samenloop van de verdragsvrijheden / 291
7.1.2.3 Toepassing van de verkeersvrijheden bij misbruik/belastingontwijking? / 296
7.1.3 Schending? / 300
7.1.4 Rechtvaardiging? / 302
7.1.4.1 Rechtvaardigingsgrond; bestrijding van belastingontwijking / 302
7.1.4.2 Geschiktheid en noodzakelijkheid van de volledige renteaftrekweigering / 307
7.1.4.3 Evenredigheid van de bewijslastverdeling / 308
7.1.5 Art. 65 VWEU / 310
7.1.6 Kapitaalverkeer met derde landen / 311
7.2 Richtlijnen / 316
7.3 Bilaterale verdragen / 318
7.3.1 De toewijzingsbepalingen / 318
7.3.2 Transfer pricing (art. 9 en art. 11, zesde lid, OESO-Modelverdrag) / 318
7.3.3 Non-discriminatie (art. 24 OESO-Modelverdrag) / 319
7.3.4 Onderlingoverlegprocedures (art. 25 OESO-Modelverdrag) / 320
7.3.5 Specifieke verdragsbepalingen over renteaftrek / 321
7.4 Non-discriminatie in mensenrechtenverdragen / 322
7.5 Conclusies / 323
HOOFDSTUK 8
Beschouwing / 325
8.1 Inleiding / 325
8.2 Het onderscheid tussen eigen vermogen en vreemd vermogen / 325
8.3 De winstdrainagejurisprudentie en de noodzaak tot codificatie / 327
8.4 De besmette rechtshandelingen / 329
8.4.1 Het beperkte bereik van art. 10a / 329
8.4.2 Onderdeel a: uitdelingen en kapitaalteruggaven (omzetting van eigen vermogen in vreemd vermogen) / 330
8.4.3 Onderdelen b en c: balansverlenging / 331
8.4.4 Rechtshandelingen door verbonden personen / 334
8.4.5 Het drama van het indirecte verband / 335
8.5 Het onderscheid tussen groepsleningen en externe leningen / 335
8.5.1 De ratio van het criterium / 335
8.5.2 De ontbrekende tucht van de markt / 336
8.5.3 De ontbrekende financieringsbehoefte / 338
8.5.4 De onzakelijke omleiding / 340
8.5.5 Conclusie over het interneleningcriterium / 340
8.6 Het criterium van de zakelijke overwegingen / 341
8.6.1 Zakelijke versus fiscale overwegingen / 341
8.6.2 De wezenlijke financieringsfunctie / 342
8.6.3 Beoordeling van het zakelijkheidscriterium / 343
8.7 Het criterium van de compenserende heffing / 343
8.8 Eindoordeel / 344
8.9 Aanbevelingen / 344
Aangehaalde literatuur / 347
Jurisprudentieregister / 357
Trefwoordenregister / 367
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan