U noemt optimisme de brandstof van onze motivatiemotor. Wat bedoelt u daar precies mee?
Optimisme ontstaat in feite als je vertrouwen in de toekomst groter is dan je angst daarvoor. Een positief beeld van de werkelijkheid moedigt ons zodoende aan om in actie te komen. Vergelijk het met beleggen: je stopt je geld waarschijnlijk alleen in aandelen als je er fiducie in hebt dat de koers omhoog zal gaan.
Optimisme leidt daarnaast bovendien vaak tot een self-fulfilling prophecy. Niet alleen omdat we meer durven en volhardender zijn, maar ook omdat we delen van ons brein gaan gebruiken waarmee we creatiever in oplossingen kunnen denken. Vertrouwen in succes leidt daardoor tot betere resultaten, die vervolgens het positieve beeld van de werkelijkheid weer versterken.
Andersom gaat dit trouwens ook op en kan pessimisme juist tot een negatieve spiraal leiden. Managers die er bijvoorbeeld vanuitgaan dat hun team een slecht resultaat zal leveren, blijken hun mensen vaak onbewust te demotiveren, of ze niet die handreikingen te bieden waarmee ze hun potentieel optimaal kunnen benutten.
Wat doe je als je de zaken van nature wat minder rooskleurig inziet? Per slot van rekening is niet iedereen optimistisch aangelegd.
Klopt, we hebben allemaal onze ‘default’ instelling. Maar daarnaast is het goede nieuws dat optimisme als mindset ontwikkelbaar is. Want uiteindelijk gaat het om hoe je je aandacht en energie weet te managen, en dat je daarbij focust op die zaken die je helpen te versterken in plaats van te beperken.
Dat is overigens wezenlijk anders dan positief denken, waarbij je alles wat negatief is maar gewoon negeert. Optimisme maakt wat dat betreft deel uit van een continuüm, met aan het ene uiterste fatalisme, het gevoel dat alles je maar overkomt en dat het niets uitmaakt wat je doet, en aan het andere uiteinde een blind optimisme dat neigt naar toxic positivity. Daarbij worden negatieve emoties, interpretaties en problemen weggedrukt tot een punt waarbij leed en pijn er niet mogen zijn, met alle schadelijke gevolgen van dien. In mijn boek leg ik de focus op het aanboren en opbouwen van realistisch optimisme. Het verschil met blind optimisme is dat je daarbij ook kijkt naar welke hobbels je op je weg tegenkomt en ruimte biedt aan de tegenslagen die je ervaart. Maar daarbij steeds wel je aandacht blijft richten op wat er wél mogelijk is.
Hoe ontwikkel je zo’n mindset?
Door het trainen van wat ik je ‘perspectiefspier’ noem, bijvoorbeeld. Optimisme hangt namelijk voor een groot deel af van de invalshoek die je kiest om de werkelijkheid te zien. Daarnaast is het belangrijk om je aandacht te richten op die zaken die je kunt beïnvloeden. Dat klinkt misschien als een open deur, maar realiseer je dat je brein toch altijd bezig is met het filteren van informatie en met betekenis geven aan de wereld om je heen. Omdat angst hierbij vaak het uitgangspunt is, vindt het daar bijna altijd wel bewijzen voor. Als je je echter concentreert op wat je wilt bereiken, in plaats van op wat je wilt vermijden of wat onmogelijk is, dan wordt de informatiefilter in je brein juist ontvankelijker voor helpende informatie.
Overigens moet je er dan wel voor waken dat je het niet enkel laat bij dat visualiseren van je ambities. Dromen over wat mogelijk is kan een krachtige motivator zijn, maar ook je brein voor de gek houden, resulterend in naïef optimisme en een gevoel dat alles al gefikst is en wel goed komt. Voeg daarom realisme toe door ‘mental contrasting’ met de WOOP-methode. Daarbij formuleer je eerst je wens en zie je voor je wat dat oplevert. Maak vervolgens een inschatting van de obstakels die je onderweg kunt tegenkomen en trek dan een plan om die te omzeilen. Zo vergroot je je slagingskans aanzienlijk. Realistisch optimisten accepteren daarbij ook groeipijn. Het feit dat iets moeite kost of dat je er nerveus van wordt, is namelijk een teken dat je jezelf aan het ontwikkelen bent. Zoals het gezegde gaat: a comfortzone is a beautiful place, but nothing ever grows there.
Zouden organisaties moeten selecteren op optimistische mensen?
Dat hangt van de taak, afdeling en ambities af, en of er lef of juist risicobeheersing nodig is. Optimisme is krachtig als er innovatie en verandering nodig is. Ook zijn er aanwijzingen dat optimistische werknemers productiever zijn, met name in sales. Onderzoek heeft bijvoorbeeld aangetoond dat mensen met een optimistische blik tussen de twintig en veertig procent meer verkopen dan hun pessimistische collega’s. Daar kun je tegenoverstellen dat pessimisme ook zijn waarde kan hebben. Op de afdeling risicomanagement binnen een bank is het bijvoorbeeld niet zo slecht om van tegenvallers uit te gaan.
Toch kan een zuurpruim een heel team omlaag trekken. Moet je als manager zo iemand dan maar verwijderen?
Dat ligt niet zo zwart-wit. Het klopt dat negativiteit demotiverend werkt en besmettelijk kan zijn. Het helpt in ieder geval niet om die dynamiek te ontkennen. Als manager moet je negatieve gevoelens soms wel de ruimte geven, alleen niet onbeperkt en op elk moment. Bij een brainstorm wil je dat creativiteit ongehinderd stroomt. Maar bij het vaststellen van haalbaarheid is een kritische blik wel behulpzaam, al is cynisme is ook hier vrijwel altijd destructief.
Ga dus in gesprek met de chronische pessimist, ook over de impact die zijn houding heeft. Onderzoek waaróm die persoon zuur is. Als er sprake is van oprechte zorgen, vraag dan naar suggesties in plaats van cynische kritiek. Als echter blijkt dat mensen niet lekker in hun werkvel zitten, besef dan dat optimisme een stuk moeilijker is, omdat hun werkelijkheid negatief aanvoelt. Bespreek dan wat daaraan verbeterd kan worden, zodat weer plek voor optimisme ontstaat. Daar is iedereen bij gebaat, omdat positieve emoties de aandacht verruimen, en daardoor zelfs een zuurpruim weer meer mogelijkheden ziet.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.