Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Interview

Lenny Vulperhorst

‘Nederlanders kunnen niet goed omgaan met witteboordencriminaliteit’

Na enkele jaren geleden te zijn gepromoveerd op de bouwfraude, heeft Lenny Vulperhorst, adviseur bij Andersson Elffers Felix, nu weer een boek geschreven over witteboordencriminaliteit in de bouwsector. ‘Hebzucht in vastgoed’ gaat over de kwetsbaarheid van corporaties en de vorig jaar aan het licht gekomen fraude bij bouw- en pensioenfondsen. ‘De handhavingsmechanismen zijn belabberd’, vindt Vulperhorst.

Hans van der Klis | 4 september 2008 | 5-7 minuten leestijd

Bij de verschijning van uw proefschrift over de bouwfraude, enkele jaren geleden, zei een van de vastgoedondernemers die u had geïnterviewd: ‘Belachelijk dat je een uitgever voor dit boek hebt kunnen vinden.’ Wat vertelt deze reactie?

Dat laat eigenlijk vooral zien dat die ondernemers het zelf verbazingwekkend vinden dat anderen van mening zijn dat er iets abnormaals aan de hand is. Zij zien het als abnormaal dat iemand dergelijke problemen aan de orde stelt. Bij het aan de kaak stellen van de bouwfraude zie je naast deze reactie nog een mechanisme en dat is de groepsdruk. Je wordt niet geacht buiten de groep te treden. Ook ik heb in het verleden opdrachten gedaan voor bouwondernemers en ook van mij werd verwacht dat ik loyaal zou zijn aan de sector. Net na verschijning van mijn eerste boek over dit onderwerp, ‘Verzwegen onderneming’, was ik voorzitter van een bijeenkomst bij een topondernemer uit de sector. Na afloop werd ik op mijn boek aangesproken en ben ik na drie kwartier gevlucht, omdat de sfeer toch wat vervelend werd. Dat is een mechanisme dat je niet alleen in deze sector tegenkomt, maar ook onder gewone mensen. Als je deel uitmaakt van een groep fans van Metallica en je bekeert je tot Jan Smit, word je ook buitengesloten. Het is een sociologisch fenomeen en het is aardig om te zien dat het in de praktijk ook zo werkt.

In uw vorige boek concludeerde u al dat de top van bouwend Nederland vervangen moest worden omdat deze de noodzakelijke cultuuromslag niet kon of wilde maken. Is er sindsdien iets ten goede veranderd?

Heel veel bedrijven zijn bezig te veranderen, maar er zijn ook bedrijven die, met de wind van de markt in de rug, hun schouders ophalen. Je kunt zo een matrixje maken en laten zien dat er genoeg ondernemers zijn die vooral mensen uit eigen kring blijven rekruteren en weinig mensen aantrekken van buiten de sector. Dan zal er weinig veranderen. Dat is alsof je een vegetariërsvereniging wilt worden en je laat alleen slagers toe tot het ledenbestand. In mijn nieuwe boek noem ik drie kenmerken die de bouw kwetsbaar maken. Ten eerste: er wordt vaak op projectbasis gewerkt, er zijn veel verschillende partijen betrokken en er gaat veel geld in om. Ten tweede: de sector is gewend om mensen uit eigen kring te rekruteren en ik vraag mij af of dat mensen zijn met een groot besef van integriteit. En ten derde: de handhavingsmechanismen zijn belabberd. De Raden van Toezicht, justitie en de NMa hebben moeite om de sector in toom te houden, want het is verdomde moeilijk om het bewijs te leveren. Nederlanders kunnen niet goed omgaan met witteboordencriminaliteit.

In 2007 zijn wij weer geconfronteerd met een grootscheepse bouwfraude, dit keer van ‘de handelaren’, zoals u de directeuren van onder andere Philips Pensioenfonds omschrijft. Was u verrast dat het weer kon plaatsvinden?

Ja en nee. Ja, omdat de projectontwikkelaars de professionalisering de laatste jaren goed ter hand hebben genomen, bijvoorbeeld met de oprichting van de Amsterdam School of Real Estate. Vijftien jaar geleden heetten de projectontwikkelaars nog speculanten, tegenwoordig zijn ze aan de beurs genoteerd. Dan is het toch opmerkelijk dat het in deze sector toch weer zo gemakkelijk kon misgaan. Bovendien is de omvang van de schade onbegrijpelijk groot. Nee, omdat ook de projectontwikkelingsector en de beleggers onderdeel zijn van de keten en zoals ik al zei: die keten is kwetsbaar voor fraude. En laten we wel zijn: de handhavingsmechanismen zijn belabberd. Dat blijkt ook bij het Philips Pensioenfonds. Dat Fonds presteerde al jaren onder de index, zonder dat dat alarmbellen deed rinkelen.

In ‘Hebzucht in vastgoed’ zoomt u in op de corporaties. Waarom juist deze groep? Zijn zij door hun specifieke positie extra kwetsbaar?

Het boek is gebaseerd op een integriteitsonderzoek dat ik heb gedaan voor een grote corporatie. De vraag die mij intrigeerde, was hoe het kan dat de sensoren van de collegae binnen die corporatie zo slecht ontwikkeld waren. Nadat de fraude bij deze corporatie aan het licht was gekomen, viel veel op zijn plek. Een fascinerend vraagstuk: hoe opereert een high-trust-organisatie als een corporatie wanneer zij geconfronteerd wordt met dit soort problemen. De vraag was niet hoe een directeur een miljoen bij elkaar sprokkelt door aannemers af te persen, want daar komt het in feite bij dit soort gevallen op neer. Er is nu een affaire bij een corporatie waarbij het om veel en veel meer geld gaat en waar ook allerlei verbindingen met vastgoedpartijen tegen wie strafrechtelijk onderzoek liep naar boven zijn gekomen. Dat is een heel interessante kwestie, omdat bij corporaties de publieke en de private belangen bij elkaar komen. Er gaat ook ontzettend veel geld om bij de Zuid-as, waar veel voormalige of nog steeds publieke organisaties actief zijn.

U beschrijft, analyseert én adviseert. Wat zijn uw belangrijkste bevindingen, waar moeten bedrijven op letten?

Ik heb nogal wat ondernemers geïnterviewd en ik kan genoeg voorbeelden geven, maar laat ik er twee noemen. Stel: een ondernemer wordt benaderd door een onbekende vastgoedhandelaar, die een project van 20 miljoen euro kwijt wil. Dat klinkt aantrekkelijk. Bedrijf A zegt dan: wij willen eerst deze vastgoedhandelaar natrekken. Als dan blijkt dat het bedrijf is gevestigd in Zuid-Frankrijk, dan moet al een eerste alarmbel gaan rinkelen. Een grootbank heeft het project kennelijk zonder vragen te stellen wel gekocht. Hetzelfde geldt voor de herkomst van het vastgoed: als er een groot project te koop staat van een minder goed bekend staande ontwikkelaar, en de financiering moet lopen via allerlei eilanden die niemand kent, moet je ook twee keer nadenken. Ook al staan alle stempels op de juiste formulieren. Bedrijf A heeft ook deze deal laten lopen, bedrijf B, onderdeel van een groot bouwconcern, heeft wel toegehapt. Peter Noordanus, voorzitter van de NEPROM, heeft in een interview met Building Business – waar ik bij aanwezig was - gezegd dat hij zich eigenlijk niet met de geschiedenis van een asset kan bezighouden. Maar dat moet juist wel. Er zijn veel vragen te stellen, simpele vragen, met gebruik van je boerenverstand. Als jij vis op de markt koopt, wil je toch ook weten hoe vers die is? Het is toch helemaal niet vreemd om je af te vragen hoe een project bij een schimmig bedrijfje terechtkomt?

‘Hebzucht in vastgoed’ is uw tweede boek over witteboordencriminaliteit in de bouw. Wordt witteboordencriminaliteit uw specialisme of blijft u in de eerste plaats adviseur?

Het is wel een intrigerend thema, ik denk wel dat ik hier meer over ga schrijven. Door deze publicaties word ik nu ook speciaal voor dit soort projecten binnengehaald, bijvoorbeeld door een groep bedrijven die zelf hun sector willen schoonhouden. Maar ik blijf adviseur, de schoorsteen moet ook roken.

Over Hans van der Klis

Hans van der Klis is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden