We zitten in de werkkamer van Steven ten Have aan huis. Het is een kleine, maar lichte kamer die wordt gedomineerd door een wand met kamerbrede boekenplanken. Hij vertelt dat zijn werkruimte door de komst van de kinderen verdreven is van de grote naar een kleinere kamer. De twee jongsten van zijn vier kinderen komen tijdens ons gesprek regelmatig binnenvallen, maar Ten Have laat zich daardoor niet van de wijs brengen en vertelt dat hij het gewend is om zijn aandacht te verdelen, ook als hij thuis zit te schrijven. Zijn laatste grote schrijfproject was ‘Het veranderboek’. Voor dit boek hebben Ten Have en zijn team systematisch tien jaargangen van een stuk of vijftien vak- en wetenschappelijke tijdschriften doorgewerkt op zoek naar de antwoorden op de zeventig vragen over verandermanagement die door managers waren geformuleerd. Ten Have vertelt: ‘Het was echt monnikenwerk. We hadden de ambitie om zo compleet mogelijk te zijn, zo compleet als je van een mens die met het vak bezig is mag verwachten. We wilden de body of knowledge van dit vak zo zorgvuldig mogelijk optekenen en het zo aanbieden dat managers en adviseurs die praktisch ingesteld zijn, het makkelijk kunnen ontsluiten. Daarom hebben we vragen van managers als ingang gekozen. Hierdoor geven wij de antwoorden waar behoefte aan is. Ook met het verzamelen van de vragen hebben we ons er niet makkelijk vanaf gemaakt, we hebben daarvoor 262 managers geïnterviewd.’
‘De research voor het boek heeft zo’n drie maanden in beslag genomen en is geleid door Barbara Janssen die een team van zeven of acht mensen aanstuurde. Die research is ongelofelijk belangrijk geweest. Wij werden gevoed met stapels artikelen met aantekeningen daarop over dingen waar we op moesten letten en voor het beantwoorden van welke vraag de artikelen relevant konden zijn. Vervolgens moesten wij daar chocola van maken. Wouter en ik hebben de vragen verdeeld al naar gelang onze voorkeuren en leergebieden op de universiteit en schreven het boek in negen maanden. Als je negen maanden krijgt om te schrijven, doe je het werk in negen maanden, is mijn ervaring. Als je vijftien maanden krijgt, ‘gebruik’ je die ook. Dan doe je eerst zes maanden rituele dingen en begin je daarna pas te schrijven. Het enige moment dat ik het even niet leuk vond om te schrijven was toen we na de geboorte van onze jongste zoon op vakantie gingen en ik in Italië het hoofdstuk over leiderschap moest schrijven, omdat ik anders de rest niet op tijd zou afkrijgen. Ik stond toen ’s morgens vroeg op om te gaan schrijven totdat de kinderen wakker werden. Uiteindelijk is het gelukt om het op tijd af te krijgen. Ik ben erg te spreken over het resultaat, dit is het beste wat ik op dit moment kan brengen qua degelijkheid en research. Zou dat anders zijn, dan zou ik het niet laten publiceren. Er is trouwens niemand die zoveel leert van het boek als jijzelf als schrijver. Toen we het in handen hielden waren we heel trots, dan zie je pas hoe rijk en robuust het letterlijk en figuurlijk is geworden.’
Onderwijs en ondernemerschap
Het schrijven ligt in het verlengde van Ten Haves werk als organisatieadviseur en hoogleraar. Verder is hij voorzitter van de raad van commissarissen van het CITO. ‘Het werk van het CITO vormt een bijdrage aan een mooi, maatschappelijk relevant onderwerp,’ aldus Ten Have, ‘je kijkt daardoor toch anders naar bijvoorbeeld een artikel op de voorpagina van de Volkskrant over het willen verschuiven van de CITO-toets. Het is een prachtig bedrijf, juist door de plek die het als instituut inneemt in de maatschappij en de verbinding met de overheid. Als een bouwbedrijf bijvoorbeeld met zo’n functie was gekomen, had ik het denk ik niet gedaan. Als ik maatschappelijk kijk, zijn er drie onderwerpen waar ik warm voor loop en die ik interessant vind om me tegen aan te bemoeien: onderwijs, zorg en ondernemerschap. Ik combineer bewust onderwijs en ondernemerschap met elkaar, dat is eigenlijk altijd zo geweest. Vooral postgraduate onderwijs spreekt me aan, omdat je daar je eigen casuïstiek kunt inbrengen bij studenten uit de praktijk die weer tegen-casuïstiek meebrengen in hun bagage. Voor het onderwijs, zeker in mijn vak, is het ook van belang dat je zelf met je poten in de modder staat, waarbij de managementtheorie de laarzen zijn die je bij de hand moet hebben. Mede daarom werk ik met veel plezier, hoewel het soms woekeren is met tijd en ruimte, ook volledig als organisatieadviseur.’
Machiavelli
De vier lange planken in de werkkamer van Ten Have worden volledig in beslag genomen door vakliteratuur. Daarnaast staat een deel van zijn boeken op kantoor; uit ruimtegebrek of omdat ze nodig waren bij een project. Verder is een deel opgeslagen in dozen. Ten Have licht toe: ‘De boeken in mijn werkkamer zijn mijn werkvoorraad, die wil ik bij de hand hebben. Dat is hetgeen wat ik inkijk als ik iets wil schrijven. Deze werkvoorraad wisselt wel enigszins, maar heeft een harde kern van zo’n vijfenzeventig procent. Er staan hier veel boeken die nooit van deze planken zullen verdwijnen. Dat zijn de knooppunten in het netwerk van mijn kennis. Ze staan enigszins op onderwerp in een poging tot ordening, maar goed beschouwd staan ze vooral door elkaar. Dat doe ik bewust, want als ik dan ga zoeken, kom ik ook langs boeken die je in eerste instantie niet zou pakken als je bijvoorbeeld over leiderschap schrijft. Eigenlijk is het een geordende chaos. Volgens mij is het zo dat je met dezelfde kennis een heleboel nieuwe dingen kunt maken en verschillende toepassingen kunt kiezen. In de opslag zitten vooral boeken waarvan ik dacht ‘die moet ik toch even gezien hebben’, maar waar uiteindelijk toch heel weinig in staat. Of het zijn boeken waarvan de casuïstiek discutabel is of die voornamelijk bestaan uit een opgepompt idee. Er wordt veel gemakzuchtige rommel gepubliceerd. Waarom schrijven die mensen niet eerst een artikel, maar meteen een boek? Sommige adviesbureaus vinden het makkelijker om een boekje uit te geven dan om een artikel gepubliceerd te krijgen, omdat je voor dat laatste eerst door kritische redactieraden heen moet. Ik durf de stelling wel aan dat artikelen die afgewezen zijn of zouden worden door goede bladen dikwijls wel als boek verschijnen.’
‘Ik koop boeken naar aanleiding van boekbesprekingen in de krant, in vakbladen of artikelen die ik lees. Mijn vak bijhouden doe ik niet heel gestructureerd; als je je maar onderdompelt in je vak is er heel weinig wat je mist. Een geruststellende gedachte is dat je niet alles kunt weten. M&L is een prettige etalage om dingen te bekijken. Ik vind het ook prettig om fysiek in een winkel te lopen om te kijken wat er ligt. Tegen studenten zeg ik dat je eigenlijk vaker bij de stellages te vinden moet zijn, dan bij de tafel waarop de boeken liggen. In de kast vind je vaak de dingen die misschien niet zo populair zijn, maar die er wel echt toe doen.’
Als we zijn mooiste boeken bespreken, haalt Ten Have een prachtig oud boek tevoorschijn met gouden bladranden. Hij vertelt enthousiast: ‘Het is Il Principe van Machiavelli, een collectorsitem. Ik heb het van mijn broer gekregen toen ik mijn oratie deed. Fantastisch toch, zo’n klassiek werk dat zo mooi is gemaakt, dat haalt het niet bij een ingescand boek! Mijn oratie ging over wat managers bij verandering moeten doen en daarvoor heb ik als ingang de denkbeelden van Machiavelli gekozen. Vandaar dat hij juist dit boek toen cadeau heeft gegeven.’
Bolt en Matisse
Ten Have heeft een behoorlijk aantal titels op zijn naam staan, waarvan hij het merendeel met coauteurs heeft geschreven. Hij legt uit: ‘Schrijven is een manier om kennis te delen, het is heel heilzaam en productief om er met andere mensen over te praten. Vaak is het zo dat ik veel van het schrijfwerk doe, dat is zo ontstaan. Bij de eerste boeken trof ik mensen die wel de ervaring en inhoudelijke bagage hadden, maar het niet konden of durfden op te schrijven. Dus dan combineerden we dat. Dat is eigenlijk altijd zo gebleven. Het samen schrijven met Wouter wordt ook versterkt door het feit dat we in alle situaties samenwerken en het voor ons geen issue is wie wat doet. Als ik meer tijd heb, doe ik het en vice versa. Net als bij het managen van het adviesbureau; hij is eigenlijk degene die dat meer doet en voor een boek doe ik weer meer.’
‘Het schrijven gaat bij mij wel soepel, ik heb niet snel last van writer’s blocks of iets dergelijks. Ik werk aan de ene kant heel sterk vanuit een structuur die ik opzet met een begin en eindpunt, maar daartussen schrijf ik heel essayistisch en associatief. Ik schrijf meestal in één keer op wat ik wil opschrijven, the first time right. Daarvoor moet ik zorgen dat mijn basisconditie in orde is en mijn kennis zo goed mogelijk op peil is. Waarbij ik accepteer – dat heeft met mijn state of mind te maken – dat ik niet alles kan weten en dat ik ook niet alles kan reproduceren op het moment dat ik schrijf. Als ik denk dat een stuk aan de maat is, dan is dat prima voor het moment, wat niet wil zeggen dat ik het bij een herlezing niet meer aanvul. De eisen die ik aan mijzelf stel zijn hoog, maar je moet ook durven publiceren.’
Ten Have lijkt vol zelfvertrouwen te schrijven, hij verklaart dat als volgt: ‘Het is niet een soort arrogantie, maar voordat ik begin te schrijven heb ik natuurlijk al heel veel werk gedaan. Het is net als met de hardloper Usain Bolt (drie wereldtitels op het afgelopen WK atletiek, red) waarover je nu veel leest. Journalisten zeggen dat door hem de standaard bij topsport is verschoven van spanning naar ontspanning. Voordat Bolt van start gaat, zwaait hij om zich heen, is relaxed, lacht eens naar de camera, maar als hij klaar gaat staan is hij scherp en presteert. Hij staat daar niet omdat hij denkt: zou ik straks wel hard genoeg lopen? Evenmin is hij arrogant. Hij is zelfbewust en staat daar zo omdat hij keihard getraind heeft. Anderen trainen ook veel, maar vertalen dat blijkbaar niet in vertrouwen en zelfbewustzijn. Bij Bolt komt die ontspanning ergens vandaan, het zal toch een kwestie van karakter en psyche zijn waardoor aanleg, training en prestatie goed met elkaar in verbinding staan. Bij mij is dat eigenlijk ook zo. Ik heb er hard voor gewerkt om me dat eigen te maken. Ik hoorde in dit kader ook een mooie anekdote over de kunstenaar Henri Matisse: Hij zat in een kroeg met een vriend en maakte een schets. Toen zei die vriend: ‘Je tekent zoiets in een paar minuten en dat ga je straks zeker voor een waanzinnig bedrag verkopen?!’ Waarop Matisse zei: ‘In een paar minuten? Wat ik hier teken is het resultaat van dertig jaar!’ ‘En dat is natuurlijk zo,’ aldus Ten Have, ‘als ik achter mijn laptop ga zitten komt het er in één keer uit, maar daar zit wel heel veel training en toewijding achter.’