Bijna een eeuw worden er al in Nederland managementboeken geschreven, tijdschriften uitgebracht en trainingen verzorgd. De meeste zijn bovenal praktisch gericht. De manager moet er wat aan hebben. In deze traditie staat de vrouw die ik deze herfstochtend ga bezoeken: Patries Quant. Haar boektitels spreken boekdelen: Gemotiveerde medewerkers!, Je project op de rails: In 15 stappen, Veranderen in 100 dagen – en dan ben ik nog niet eens volledig. Wie zijn toch die auteurs, die geen grootse managementvisies neerzetten en toch zo waardevol zijn, juist omdat ze zo down to earth schrijven?
Deze auteur woont in een klein appartement in Amsterdam-Buitenveldert: doordeweeks. Ooit ging ze er wonen om dichter bij haar trainingen te zijn én om in alle rust aan haar boeken te werken. Nu is ze midden zestig en freelancet ze. ‘Ik ben graag op mezelf en ik schrijf nog steeds.’ Ze is niet groot maar komt wel over als een stoere vrouw. Eigenlijk verdenk ik haar ervan nog steeds student te zijn. Haar kamer heeft er in ieder geval alle trekken van: rommelige tafel, bloemen, zelfgemaakte boekenkast en opzij staat een forse sofa. ‘Ik kom uit een welvarend nest uit Bergen met vijf kinderen’, begint ze. ‘Ik was de middelste. Mijn vader was zakenman – hij zei zelf altijd ‘koopman’ – en deed in dure dameskleding. Mijn ouders waren veel op reis naar onder meer Duitsland en Zwitserland voor de mode. Ja, toch wel zo’n zes maanden per jaar. Wij hadden thuis een inwonende huishoudster en die was er altijd.’ Aan het begin van de pubertijd wordt Quant op de kostschool gedaan. ‘Dat was streng maar ik heb daar best de beest uitgehangen. Maar toen ik zestien was, wilde ik weg omdat ik het er te puberaal vond. Ik stelde mijn ouders voor de keuze: of jullie halen me eraf of ik loop weg.’ Quant krijgt het voor elkaar, zoals ze in haar loopbaan vaker zou laten zien.
Op haar twintigste gaat Quant aan de Vrije Universiteit studeren. ‘Ik schreef me in voor rechten en wilde eigenlijk vooral naar Amsterdam. Het was de toptijd van provo toen. Alleen mijn vader stond erop dat ik buiten het centrum ging wonen en studeren. Daar was het niet zo rood. Zo kwam ik te studeren bij de gereformeerden.’ ‘En?’ vraag ik haar. Ze schudt haar hoofd: ‘Er heerste in die tijd een echte anti-vrouwencultuur. Dat was een klap in mijn gezicht. Bij ons thuis was dat niet. Daar was iedereen gelijk. Op de VU moest je vader minstens dominee zijn, wilde je meetellen. We waren met zes meisjes in het eerste jaar tegenover 110 jongens. Het ging er soms heel denigrerend aan toe. Als je als meisje iets niet wist dan zeiden de docenten dat je maar beter spinazie kon gaan koken. Maakten jongens een foutje dan was dat veel minder erg.’ Toch zet ze door en vindt al snel haar draai bij de vakgroep criminologie die net door de toenmalige hoogleraar Bianchi was opgericht. ‘We waren de eerste lichting met acht studenten op tien man staf. Dat was leuk!’
Gevangeniswezen
Quant heeft tien jaar als criminoloog in het gevangeniswezen gewerkt. Het begon in de Van der Hoeven Kliniek, een instelling voor psychopaten met tbs. ‘Ik was 22, 23 jaar en deed er stage. Daar heb ik heel veel geleerd over de manier waarop je aan mensen leiding moet geven. Die ervaring is cruciaal voor me geweest. Je moet je voorstellen. Ik was een jonge, hippe vrouw, met lang haar en hakken uit een beschermd milieu en had nog nooit wat meegemaakt. In die inrichting zaten nagenoeg allemaal moordenaars die ook nog eens psychisch gestoord waren. Mijn eerste directeur was een vrouw en geweldig. Die vrouw kon leidinggeven. Je kreeg de volle verantwoordelijkheid voor patiënten. Met zijn drieën, vieren draaiden we diensten, deden de overdracht – die moest goed zijn – en gaven adviezen aan de therapeut. We kregen een enorm vertrouwen van die directeur. Op een keer stond ik er een tijdje alleen voor op de vrouwenafdeling met zwaar gestoorde types. Tbs-vrouwen zijn tien keer zo erg als mannen. De directeur zei: "Dat kun je." Ze kwam wel elke dag even langs om te kijken hoe het me ging. Ze liet je niet zomaar zwemmen. Het is zo belangrijk dat iemand bevestigt dat je iets kunt. Dat was de essentie in die stage waarin ik de overgang van school naar werk maakte. Ik bleek iets meer te kunnen dan alleen puberaal gedrag of een lesje leren.’ Na deze oerervaring gaat ze werken bij een opleidingsinstituut voor het gevangeniswezen. Ze wordt er docent forensische psychiatrie en recht.
Quant ontdekt het trainingsleven, volgt een trainersopleiding en wordt op een gegeven moment freelancer. ‘Ik was toen rond de veertig en bemiddelde voor trainingsbureaus. Ik bracht ze in contact met bedrijven. Dat heb ik een flink aantal jaren gedaan maar op een gegeven moment wilde ik dat niet meer. Ik besloot zelf weer trainingen te geven. Schouten & Nelissen zochten iemand en daar was ik. Later kwam ik bij hen in vaste dienst toen ik voor hen acquisitie ging doen. Een prachtig bedrijf, ik heb er twaalf jaar gewerkt. Daar begon ik ook te schrijven.’
Schrijven
Het eerste boek van Quant gaat over projectmatig werken en wordt uitgegeven bij de eigen uitgeverij van Schouten & Nelissen. ‘Met mijn eerste boek heb ik leren schrijven: hoe je een lijn uitzet en de logica in de gaten houdt. Ik kreeg op tactvolle wijze steun van een redacteur. Mijn ideeën deed ik op bij cursisten en dat doe ik nog altijd. Ik zie in mijn trainingsgroepen met wat voor problemen en vragen managers zitten. Als je goed oplet, hoor je van alles. Daar probeer ik een antwoord op te geven zowel in de trainingen als in mijn boeken. Ik zoek theorie en technieken en kijk vooral wat wel en niet werkt. Ik test alles in de trainingen. Het bronmateriaal dat ik zo verzamel, zet ik op een rijtje om tot een grove structuur te komen. Ik heb dan ook voorbeelden,die vind ik belangrijk. Het uitgangspunt van mijn boeken is dat je die in de trein van Maastricht naar Amsterdam moet kunnen uitlezen en dat je dan ook wat geleerd hebt. Ze moeten snel, toegankelijk en behapbaar zijn. Ik laat tijdens het schrijven twee collega’s meelezen of ik op de goede weg ben. Soms word ik ook gevraagd om meelezer bij anderen te zijn maar dat doe ik nauwelijks. Ik ben te kritisch en heb geen tact. Mijn houding is vaak: als ik het niet zeg, zegt niemand het. Dan ben je meestal ook niet diplomatiek.’
Leidinggeven zonder formele macht
In haar nieuwere werk Niet echt de baas gaat Quant in op een verschijnsel dat veel managers aan den lijve ondervinden: leidinggeven zonder dat je formele macht hebt. De tijd dat je positie in de bureaucratie voldoende was om je wil door te voeren ligt achter ons. Het komt steeds vaker op gezag aan. Quant: ‘Iemand die macht uitoefent, zegt: "Jij bent klein en ik ben groot." Managers die met gezag optreden zeggen iets anders namelijk: "Ik ben groot en ik ga jou groter maken." Zulke managers houden zich niet bezig met macht en of ze voorbijgestreefd worden. Ze zijn nieuwsgierig naar hun mensen en willen dat die zelfstandig hun werk doen. Zij geven hun verantwoordelijkheid én vertrouwen. Precies zoals mijn eerste directeur in mijn stage deed.’ In haar boek vertelt ze dat leidinggeven zonder formele macht veel voorkomt. Ik vraag haar dat toe te lichten. ‘Overal waar organisaties ICT-gedreven zijn, professionals werken en snel moeten inspelen op externe ontwikkelingen, zie je het optreden. Waar dus niet eigenlijk? Misschien is het bij de overheden minder omdat die veel meer politieke machtsstructuren hebben. Ik heb veel gewerkt voor de harde industrie: olie en scheepsbouw. We trainden hele ervaren projectleiders, die schepen, terminals en pijpleidingen bouwen voor de olie- en gasindustrie. De vraag was hoe we hen in die internationale en dus moeilijke wereld overtuigender konden maken, hoe we hun gezag konden vergroten. Ik heb dat zes jaar gedaan en het curriculum steeds verfijnder gemaakt. Zelfs in de ‘harde’ scheepsbouw zie je dus zelfsturing ontstaan en met daarbij een nieuw type leider. Dat heeft alles te maken met de kennisindustrie. De manager kan niet alles meer weten en moet zijn mensen wel vertrouwen. Het belangrijkste is: geen egotripperij. Als een leidinggevende geen kritiek duldt, vergaloppeert hij zich en gaat het mis. Managers met gezag daarentegen roepen commentaar op hun functioneren op en zijn er niet bang voor.’
Een veellezer
Quant is een veellezer en versmaadt noch vakliteratuur noch romans. Als ik naar haar favorieten vraag, gaat ze los zoals een echte liefhebber betaamt. ‘Ik lees ook graag fictie. Het bureau van Voskuil is een van mijn favorieten. Het is echt fantastisch. Iedereen zou dat moeten lezen. Het beschrijft heel goed hoe het leven in een kantoor is, wat je dan voelt en wat managers doen. Ik zou zeggen aan iedereen in ons vak: lees dit boek! Nu ben ik bezig met De toren van Uwe Tellkamp. Dat gaat over de laatste jaren van de DDR van 1982 tot 1989. De onderdrukking en de omwenteling zijn heel schitterend geschreven. Ook de dagboeken van Hans Warren heb ik met plezier gelezen.’
‘Bij zakelijke boeken lees ik eerst de achterkant en vervolgens de inhoudsopgave. Ook kijk ik of het prikkelend geformuleerd is. Ik lees het bijna nooit van kaft tot kaft behalve als het boek over mijn specialiteit gaat: leiderschap en rationele effectieve training of therapie, RET. Dan lees ik het helemaal. Even terzijde, je komt het irrationele denken ook bij zware projectmanagers tegen. Die hebben veel last van hun eigen storende gedachten. Sommige zijn heuse rampdenkers; ie zien alleen maar rampenscenario’s voor zich. Andere zijn lovejunks en willen vooral graag aardig gevonden worden. Over RET lees ik alles. Nee, ik maak geen aantekeningen in mijn boek hoewel ik soms iets markeer met een oplichtende stift. Ik zet ook niets in de kantlijn. De meeste boeken zijn puntgaaf.’
Quant is een stoere vrouw met een verlangen naar avontuur, concludeer ik. Ze gaat met criminelen werken, pakt het trainingsvak op, wordt freelancer, werkt voor de olie-industrie en de scheepsbouw en noteert in haar boeken handige praktijkkennis voor de leidinggevenden van nu. ‘Waar dat vandaan komt, dat verlangen naar avontuur? Ik ben erg nieuwsgierig. Ook wil ik niet vastroesten in een baan. Ik heb een gehandicapte broer, hij is zwak begaafd en ik ben met hem naar Brazilië gegaan. We hebben er rondgereisd. En weet je: ik hoef niet altijd te weten waar ik de volgende dag slaap.’
Over Joep Schrijvers
Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.