Dit is een aangenaam boek om te lezen: goede wetenschappelijke basis, beknopt uitgelegd, interessante anekdotes die allemaal leiden tot een duidelijke boodschap: gericht oefenen brengt je verder en niet je talent. Maar hoe doe je dat, waar begin je, en wat weerhoudt ons daarvan? Allemaal vragen die De Flander aan de orde stelt en ook beantwoordt.
Hoe vaak wordt dat niet gevraagd, ‘wat is je passie?’ De Flander legt uit dat we allemaal van gepassioneerde mensen houden en dat mensen met passie ons inspireren. Maar waarom eigenlijk? Onze werktoekomst wordt beter voorspeld door onze interesses dan door onze persoonlijkheidskenmerken, zo stelt de auteur. Het zijn dus onze interesses die onze motivatie aansturen, maar die interesses zijn tevens ook ons vertrekpunt. Ik denk dat deze inzichten geen algemeen gedachtegoed zijn in organisaties. Dat men in organisaties wel ‘iets’ wil met het onderwerp ‘passie’ maar eigenlijk niet weet waarom. De auteur reikt hen die inzichten aan. Aan het eind van het boek concludeert hij dat passie een sprintspier is, en zingeving de marathonspier. In bedrijfstermen het equivalent van de korte en lange termijn waarbij het een niet beter is dan het andere, beide zijn nodig.
Dit boek somt de belangrijkste theorieën op rondom ‘succes hebben’ en ‘uitblinken’. Zo krijg je als lezer de meesterschapscurve, het Bloom-model over passie, of de vier regels voor gericht oefenen voorgeschoteld, maar ook verhalen over sporters zoals die van de Belgische hockeyspeler Gilles Verdussen. Die werd geselecteerd voor de Olympische Spelen maar mocht vervolgens niet spelen van zijn trainer. Een enorme mentale dreun. Maar hoe verwerken mensen die? Ook daar gaat dit boek over. En ook het verhaal van de Polgar familie wordt uit de doeken gedaan. In hoofdstuk 4 (‘Vergeet de talentmythe’) vertelt De Flander over Laszlo Polgar die ervan overtuigd was dat talent niet bestond. Genialiteit is volgens hem niet aangeboren, het wordt aangeleerd en getraind, aldus Polgar. En omdat niemand naar hem wilde luisteren, ging hij dat zelf maar bewijzen. De rest is geschiedenis. De drie dochters die hij samen met zijn vrouw Klara kreeg (Susan, Sofia en Judith) werden zeer sterke schaaksters, niet vanwege hun talent maar door de aanpak en het gerichte oefenen.
Zo staat het boek vol met interessante wetenswaardigheden, zoals de bespreking van het zogenaamde ‘summit-syndroom’ waarin De Flander laat zien hoe het ontwikkelingsverloop is van een professional. De Flander geeft aan dat activeren door nieuwe prikkels cruciaal is in de eerste fase en dat die prikkels ook in een latere ontwikkelingsfasen nodig zijn. In dit geval zou je kunnen denken aan mensen die elke dag hun routines afdraaien op hun werk en niet of nauwelijks meer nieuwe prikkels ontvangen. Wanneer we op onze top zijn, begint ook de verveling en de kans op verval. Het werk wordt dan alledaags. Dit zou dan voorkomen moeten worden. Organisaties, managers en medewerkers hebben hier hun verantwoordelijkheid te nemen en kunnen zo deze wetenschappelijke inzichten vertalen naar de werkvloer.
De wetenschap van succes geeft de lezer een positieve boodschap mee. De belangrijkste? Dat we optimisme kunnen leren en aangeleerde hulpeloosheid kunnen afleren. Dat dit niet gemakkelijk zal zijn, is evident, maar nu weten we ook dat het niet onmogelijk is.
Over Peter de Roode
Drs. Peter de Roode is zelfstandig adviseur en trainer. Hij ondersteunt organisaties bij het invoeren van grootschalige veranderingen waarbij gedragsverandering centraal staat.