Frederick Winslow Taylor is de grondlegger van 'Scientific Management'. Al lange tijd is zijn boek uit 1911 een bron van inspiratie voor leidinggevenden en studenten van managementtechnieken, die tot doel hebben de productie te verhogen. Het boek heeft de basis gelegd voor de moderne organisatiekunde en de beslissingstheorie.
Toen Taylor als ingenieur bij een staalbedrijf werkte, voerde hij zorgvuldige experimenten uit om vast te stellen hoe een bewerking het beste kon worden uitgevoerd en hoeveel tijd die bewerking in beslag nam. Hij analyseerde materialen, gereedschappen en procedures en stelde een verdeling van verantwoordelijkheden vast tussen management en werknemers. Naar aanleiding van deze experimenten formuleerde Taylor de beginselen van Scientific Management en sprak deze uit in een rede ten overstaan van de American Society of Mechanical Engineers. Later is deze rede op schrift gesteld en uitgegeven als 'The Principles of Scientific Management'.
Taylor beschrijft een systeem waarin men werknemers doelmatig laat samenwerken en de werkzaamheden strak organiseert. Het hele stelsel is gebaseerd op een fundament van duidelijk omschreven wetten en regels. De onderliggende beginselen van Scientific Management kunnen worden toegepast op menselijke activiteiten van uiteenlopende aard: van de eenvoudigste handelingen die één persoon kan verrichten tot complexe collectieve processen in grote ondernemingen. Taylor laat zien hoe correcte toepassing van deze beginselen tot verbluffende resultaten kan leiden.
Met efficiency, controle en arbeidsverdeling legde Taylor de basis voor de grootschalige industriële productie van de 20ste eeuw. Harold Janssen en Jaap Peters vinden het na 100 jaar Taylorisme echter welletjes. Zij pleiten in een speciaal geschreven, scherp essay voor een nieuwe ordening die hoort bij een nieuw tijdperk.
