Met zijn esoterische vakgebied en ietwat verlegen voorkomen is Michael Sandel een onwaarschijnlijke beroemdheid. De 59-jarige hoogleraar doceert sinds jaar en dag het vak Justice aan Harvard University, waarbij hij de ethiek van wijsgeren als Aristoteles, Immanuel Kant, en John Rawls toepast op kwesties als positieve discriminatie, immigratie en de oorlog in Afghanistan. Niet bepaald een voor de hand liggende basis voor wereldfaam, geeft hij ook zelf toe. Toch kan Sandel zich sinds het verschijnen van het boek Rechtvaardigheid en de uit zijn colleges voortgevloeide BBC-serie Justice wentelen in een ‘overdonderende aandacht’. ‘Ik verbaas me er nog steeds over,’ aldus Sandel in de lobby van zijn New Yorkse hotel, waar hij bijkomt van een zesdaagse tournee door India en Londen. ‘Ik had nooit gedroomd dat een boek over politieke filosofie 2,5 miljoen exemplaren zou verkopen.’
Sandel verklaart het succes voor een deel uit de tijdgeest: het boek kwam precies een jaar na het faillissement van zakenbank Lehman Brothers uit. ‘Mensen hunkeren naar een openbaar debat over serieuze ethische kwesties, zoals de bonuscultuur en globalisering. Het is een bron van frustratie dat veel politieke partijen daar geen gehoor aan geven.’
Marktsamenleving
In zijn nieuwe boek Niet alles is te koop concentreert Sandel zich op het onderwerp dat de gemoederen momenteel het meest bezighoudt: de morele grenzen van marktwerking. ‘De Val de Muur ging gepaard met een hernieuwd vertrouwen dat de vrije markt het primaire middel is voor het openbaar nut. De financiële crisis heeft met dat markttriomfalisme echter korte metten gemaakt.’
Sindsdien zijn mensen naarstig op zoek naar een nieuwe invulling voor het kapitalisme. Vooralsnog heeft dat weinig resultaat opgeleverd: ‘We hebben als samenleving nog steeds geen duidelijk idee waar markten het algemeen belang mogen dienen en waar ze niet thuishoren. Het doel van het boek is om die discussie aan te zwengelen.’
Sandel benadrukt dat zijn boodschap niet per se anti-kapitalistisch is: ‘Een markteconomie is essentieel voor het creëren van welvaart. We lopen alleen het risico dat we zonder het te beseffen een overstap maken van een markteconomie naar een marktsamenleving.’ Die verschuiving kan enorme gevolgen hebben, aldus Sandel. ‘Een markteconomie is een effectief middel om productieve activiteit te organiseren. Een marktsamenleving is een manier van leven waarbij alle goede dingen in de wereld te koop zijn.’
Sandel nuanceert hiermee de heersende gedachte dat de financiële crisis voornamelijk werd veroorzaakt door hebzucht. ‘Natuurlijk speelde inhaligheid een rol. Maar de doorslaggevende verandering van de afgelopen drie decennia is dat marktwaarden zijn binnengedrongen in gebieden van het leven waar ze niet gewenst zijn.’ Dit besef is ook voor managers van belang, aldus Sandel. ‘Als marktwaarden onze sociale relaties gaan bepalen kan dat leiden tot een erosie van het vertrouwen in het bedrijfsleven.’
Hellend vlak
In zijn boek laat Sandel aan de hand van talloze voorbeelden zien hoe sommige commerciële initiatieven nu al aan de marges van die markteconomie beginnen te knagen. Zo hebben passagiers die eerste klas reizen op luchthavens het recht om de wachtrijen voor de veiligheidscontroles te omzeilen. Inmiddels kunnen ook economy reizigers voor een extra toeslag van een dergelijke fast track gebruik maken. Met de mogelijkheid om tegen betaling voor te kruipen is op zich niets mis, aldus Sandel. ‘Fast tracks op een vliegveld of een pretpark maken het leven prettiger. Maar stel dat het gaat om de mogelijkheid tot voorkruipen voor belangrijker diensten, zoals medische zorg? In de Verenigde Staten zijn er bijvoorbeeld huisartsen die voor een bedrag van 25.000 dollar per jaar 24 uur per dag bereikbaar zijn, en ook nog eens voorkeursbehandeling bij een specialist kunnen garanderen. Dan blijkt een dergelijke marktwerking ineens onderdeel van een bepaald patroon dat soms nuttig, maar vaak ook oneerlijk of zelfs corrumperend kan uitpakken.’
Het is een hellend vlak, geeft Sandel toe: ‘Ik zeg niet dat we voor elk dilemma een pasklaar antwoord hebben, maar dat wil niet zeggen dat we de vermarkting van het publieke domein zomaar moeten accepteren. Het gros van dit soort ontwikkelingen is ontstaan zonder dat we daar als samenleving een discussie over hebben gevoerd. Dat maakt het des te belangrijker om een stapje terug te doen en elk voorbeeld op zijn merites te beoordelen.’
Sandel pleit ervoor dat managers hun stem laten horen in het openbaar debat. ‘De tijd dat leiders zich alleen op het interne management van hun bedrijf konden richten is voorbij. In een wereld waarin het economische leven een mondiaal bereik heeft is het belangrijk dat bedrijven een duidelijke sociale en ethische visie ontwikkelen, en dat bestuurders zich effectief uitspreken over de waarden die ze nastreven.’
Dat betekent dat ethische waarden een centrale rol moeten spelen bij het bepalen van de bedrijfsmissie. ‘Die waarden moeten niet alleen aansluiten bij de wensen van aandeelhouders, maar ook bij de belangen van werknemers, klanten, toeleveranciers en de gemeenschap waarin het bedrijf actief is.’
Investeren in sterfelijkheid
Hoe een gebrek aan een duidelijke bedrijfsethiek het imago van een bedrijf kan beschadigen wordt duidelijk uit het voorbeeld van Walmart, dat tien jaar geleden op honderdduizenden werknemers een levensverzekering bleek te hebben afgesloten. Toen assistent-manager Michael Rice tijdens het sjouwen met een televisie aan een hartaanval overleed betaalde de verzekeringsmaatschappij de uitkering van driehonderdduizend dollar niet uit aan de familie, maar aan Walmart zelf. Dergelijke levensverzekeringen zouden in principe kunnen worden uitgelegd als een legitieme poging om investeringen in het personeel te beschermen, aldus Sandel. Grote bedrijven doen dit per slot van rekening al jaren met hun CEO’s, wier vervanging na overlijden tot enorme kosten kan leiden. Het verschil met de dood van Michael Rice was echter dat zijn polis zonder medeweten en toestemming van de betrokkenen was afgesloten. Sandel: ‘Het argument dat dergelijke levensverzekeringen nodig zijn ter compensatie van de kosten om een werknemer te trainen slaat nergens op. Geen enkel bedrijf investeert drie ton in zijn lagere managers. Op korte termijn had Walmart misschien een effectief middel in handen om geld te verdienen aan de dood van zijn werknemers, maar het bleek funest voor de reputatie.’
Onder druk van de publieke opinie besloot Walmart uiteindelijk om de polissen te laten verlopen, maar de praktijk is volgens Sandel nog steeds schering en inslag, vooral in de bankenwereld. Deze verzekeringspolissen leveren in sommige staten zelfs fiscaal voordeel op, iets waar Sandel grote vraagtekens bij zet: ‘Geef me één reden waarom het belastingsysteem bedrijven zou moeten stimuleren om miljarden in de sterfelijkheid van hun werknemers te investeren, in plaats van in het produceren van goederen en diensten.’
Comfort zone
Het voorbeeld laat zien hoe belangrijk het is om een solide ethische koers uit te stippelen die niet om de haverklap hoeft te worden bijgesteld. Maar hoe moet dat concreet? Maakt de verantwoordingscultuur van bedrijven het voor managers niet lastig om de nek uit te steken? Sandel: ‘Bestuurders zullen uit hun comfortzone moeten stappen, zeker. Het is makkelijker om je te verschuilen achter regeltjes dan te gaan sparren met morele argumenten. De echte uitdaging is dan ook om een cultuur te creëren die ethisch gedrag aanmoedigt en waarin waarden een integraal onderdeel van de dagelijkse gang van zaken zijn.’
Voor zo’n mentaliteitsverandering is echter wel een eerlijk en open debat nodig, waarbij alle mogelijke stakeholders worden betrokken. Is de marktwerking in de maatschappij inmiddels te ver doorgedrongen, of is het tij nog te keren? Volgens Sandel maken we momenteel een ‘ongemakkelijke spagaat’ tussen een markteconomie en een marktsamenleving. Met name in de Verenigde Staten lijkt de geest inmiddels uit de fles. ‘Daar heeft het Hooggerechtshof onlangs bepaald dat bedrijven ongelimiteerde campagnebijdragen mogen doen, omdat beperkingen op politieke donaties in strijd zouden zijn met het recht op vrije meningsuiting. Doordat het bedrijfsleven zo’n enorme toegang heeft tot de politiek, staat de deur wagenwijd open voor een ongebreidelde marktwerking in alle aspecten van het leven. Dat beschadigt het democratische bestel en verzwakt de stem van de gewone burger.’
In West-Europa, waar de overheid nog een relatief sterke grip heeft op openbare voorzieningen als scholen, ziekenhuizen en zendtijd voor politieke partijen, is het nog lang niet zover. Toch wil dat wil niet zeggen dat mensen hier rustig achterover kunnen leunen. Sandel maakt zich vooral zorgen om het niveau van het publieke debat, dat ook in Europa steeds lager lijkt te worden. ‘De dominantie van het marktdenken heeft tot op zekere hoogte het ethische aspect in de politiek verdrongen. Er is nauwelijks discussie over rechtvaardigheid, de betekenis van goed burgerschap en het algemeen belang. Europese burgers zijn hun politici wat dat betreft net zo moe als Amerikanen.’
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.