Een winkelier dacht goed na voor hij zo’n apparaat plaatste, want voor iedere transactie moest hij een rijksdaalder betalen. Alleen wanneer een klant een grote aankoop deed, was het gebruik van een betaalautomaat lucratief. Tot dan toe werden grote aankopen met girobetaalkaarten of bankcheques voldaan. Kleine uitgaven ging handje contantje. Pas nadat Albert Heijn in 1992 in al zijn supermarkten elektronisch betalen mogelijk had gemaakt en een garantie afgaf voor minstens 45 miljoen betalingen, werd een kritische massa bereikt waardoor de pintarieven geleidelijk konden dalen en het voor winkeliers steeds aantrekkelijk werd zo’n apparaat aan te schaffen of te huren.
Nog niet zo lang geleden mocht je bij veel winkels alleen bedragen van tien euro of meer pinnen. Wie minder had besteed, moest 25 eurocent extra voor het pinnen betalen. Een tijdje later ging het roer om en stond er bij de pinautomaat: ‘Klein bedrag? Pinnen mag.’ Ook dat is al weer achterhaald. Tegenwoordig zit er op de automaat een sticker met een gretig ‘Pinnen? Graag!’
De bordjes zijn compleet verhangen, tegenwoordig doen banken er juist alles aan om contante betalingen te ontmoedigen. In het verleden behoorde het leveren van muntgeld aan winkeliers tot de gewone dienstverlening en was het gratis. Nu moeten ze voor elke rol die ze halen betalen. Per rol is het een klein bedrag, maar dat loopt aardig in de papieren wanneer je een flinke la met wisselgeld wil hebben. Omgekeerd, worden ook de tarieven voor het zogeheten afstorten van contant geld zoetjesaan steeds hoger.
Daar komt in kleine steden en dorpen voor de winkelier nog een probleem bij. Door de vlucht die het internetbankieren heeft genomen hebben de (ook nog door andere, grote problemen geplaagde) banken veel van hun filialen gesloten. Soms moeten winkeliers wel twintig kilometer heen en terug rijden om bij hun bank te komen.
In het Achterhoekse Vorden bedacht Jan Groot Jebbink, eigenaar van een Shell-station, een oplossing voor het wisselgeldprobleem. ‘Ik heb mijn personeel geleerd om zoveel mogelijk kassageld te kweken. Moet een klant bijvoorbeeld €9,90 betalen, dan geven ze hem geen tien cent terug. Maar ze vragen veertig cent extra en geven dan een munt van vijftig cent terug. Dit werd zo’n succes dat we niet meer een tekort aan wisselgeld hadden, maar juist te veel. Omdat er aan afstorten ook een prijskaartje hangt, besloot ik in het najaar van 2014 om via de VOV, de Vordense Ondernemers Vereniging, een soort ruilbeurs op te zetten. Via de mail melden ondernemers uit de buurt wanneer ze een tekort of een teveel aan wisselgeld hebben. Zo kan je als het ware vraag en aanbod op elkaar afstemmen; ondernemers gaan vervolgens bij elkaar langs en wisselen het muntgeld uit. Daarvoor hebben wij geen bank meer nodig.’
In de grote steden lost een groeiend aantal winkels en horecagelegenheden het wisselgeldprobleem anders op. Zij hebben het contante betalen compleet in de ban gedaan en bij hen mag je alleen maar pinnen. Bij een hippe supermarkt als (geen k maar q) Marqt wordt pinnen aangeprezen als ‘veiliger, schoner, sneller’.
Is dat ook niet een oplossing voor Vorden? Groot Jebbink heeft inderdaad het liefst dat klanten pinnen. Het kasgeld wordt ook bij hem steeds minder. Maar helemaal zonder contant geld? Als consument geeft het hem een unheimisch gevoel om met alleen pasjes op stap te gaan. Ook als eigenaar van een tankstation wil hij niet volledig afhankelijk zijn van elektronisch betalen. Het maakt hem kwetsbaar. Het is niet vaak gebeurd, want Shell heeft een afgeschermde lijn, maar als het systeem eruit ligt ben je als pompeigenaar flink in de aap gelogeerd. Voorlopig zijn de ondernemers in Vorden blij met hun digitale wisselgeldmarkt. Ze komen sinds kort weer bij elkaar over de vloer en zo blaast internet het aloude noaberschap nieuw leven in.
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.