Waarom heeft u dit boek geschreven?
Ik doe een hoop verschillende dingen, zo ben ik psychiater, hersenonderzoeker, coach van CEO’s, musicus, ik werk in de biotechnologie, ik schrijf een musical en ik heb drie start-ups. Mijn redacteur vertelde me: ‘Je moet een boek schrijven over concentreren, want jij weet blijkbaar hoe je ongeconcentreerd kunt zijn op een effectieve manier. Een andere reden om dit boek te schrijven, was dat de meeste manieren om productiever en creatiever te worden nooit werken. Misschien wel de belangrijkste reden is dat ik mensen wil doen realiseren dat er meer is in het leven dan alleen maar concentreren.
Hoe bedoelt u?
Bewust denken neemt ongeveer twee procent van alle mentale activiteit in beslag. De rest is dus onbewuste verwerking. De meeste managers besteden honderd procent van hun budget voor leerprogramma’s aan die twee procent. Waarom richten we zoveel aandacht aan dat bewuste denken? Terwijl juist in de rusttoestand het brein zoveel doet, zoals het creëren van eurekamomenten, opladen van energie, het ontwarren van informatie, verbinden van informatie en het ophalen van geheugensporen die wat onduidelijk zijn. Het brein doet ontzettend veel wanneer het zich niet concentreert en mijn boek gaat over methodes om deze momenten van rust zo intelligent mogelijk in te zetten.
Daar is toch geen tijd voor op het werk?
Onderzoeken laten zien dat iedereen 46,9 procent van de dag zit te dagdromen. Dus we hebben er wel tijd voor. We moeten een manier zien te vinden om de juiste unfocus technieken in te zetten om onze doelen te bereiken. Het belangrijkste daarbij is er tijd voor vrijmaken en om niet te veel tegelijk te willen, want het duurt wel 66 dagen om een nieuwe gewoonte te vormen. Als je denkt: dat minder focussen kan ik niet. Bedenk dan dat de dag van de meeste mensen er als volgt uit ziet: focus, focus, focus, focus, vermoeid naar huis en naar bed. Wat ik aanraad is: focus, unfocus en opladen, focus, unfocus en opladen. Op die manier werk je het grootste gedeelte van de dag met een brein dat is opgeladen. En voorkom je dat je aan het eind van de dag met een uitgeput brein zit.
Hoe kun je effectief unfocussen?
Een techniek die ik in het boek beschrijf, is positief constructief dagdromen, hetgeen Jerome Singer al sinds de vijftiger jaren heeft bestudeerd. Er zijn drie soorten dagdromen. Ten eerste is er in een dagdroom afglijden, wat niet behulpzaam is. Dan zijn er dagdromen waarin je schuldige gedachten steeds terugkomen, dat is ook niet handig. Positief constructief dagdromen is wel behulpzaam en bevordert creativiteit en energie. Je kunt je dagdromen op drie manieren positief en constructief maken. Ten eerste moet je ze plannen, door bijvoorbeeld een moment op de dag kiezen waarop je weet dat je het moeilijk vindt om je te concentreren. Ten tweede moet je een niet veeleisende activiteit doen, zoals breien of tuinieren, waarbij je niet achter je bureau zit. Als derde moet je je een positieve scène voorstellen, bijvoorbeeld dat je op een strand ligt. Vervolgens laat je je gedachten de vrije loop. De geest is dan niet zomaar aan het ronddwalen, want het gidsende deel van het brein vertelt nog steeds waar het kan dwalen. Een andere manier van unfocussen is een middagslaapje van zo’n 20 minuten. Veel bedrijven, waaronder Google, Uber, Nike en Ikea laten hun werknemers inmiddels een middagslaapje houden. Het is een trend.
U schrijft dat iemand die minder focust, ook creatiever is.
Veel managers willen dat hun team creatiever is. Maar dat verandert onbewust als onzekerheden toenemen. Zo bleek uit een studie dat in onzekere omstandigheden mensen ‘creativiteit’ onbewust sneller koppelen aan ‘kots’ en ‘doodsangst’ dan positieve woorden als ‘zonneschijn’. Zelfs als we zeggen dat creatiever willen zijn, werken onze breinen ons tegen wanneer de risico’s toenemen. We zeggen dan: laten we eerst praktisch kijken naar het probleem. Dat lucht op, maar geeft vaak niet de oplossing. Voor de oplossing moet je juist losser worden.
Wat leert u leiders in het bedrijfsleven?
Ik bied ze inzichten in de effecten van wat je tegen jezelf zegt. Bijvoorbeeld in ironische processen, bestudeerd door Daniel Wegner aan Harvard. Het kan gevaarlijk zijn om het woord ‘niet’ toe te voegen wanneer je jezelf een doel stelt, omdat onder stress je brein niet de capaciteit heeft om iets te onderdrukken. Wanneer je tegen jezelf zegt dat je niet je geduld wilt verliezen, doet je brein vaak precies het tegenovergestelde. Dit hebben ze onderzocht bij strafschoppennemers in het voetbal. Wanneer ze tegen zichzelf zeggen dat ze de bal niet tegen de keeper willen schieten, schieten ze de bal dichter bij de keeper. Als manager moet je dus met je team doelen formuleren op een positieve manier, zonder een ‘niet’. Het labelen van een emotie kan ook helpen bij het verminderen van een emotie als angst. Het angst en denkcentrum in het brein zijn met elkaar verbonden en wanneer je een aardbeving hebt in het angstdeel, kan dit naschokken genereren in het denkdeel. Het wordt dan moeilijk om helder na te denken. Door te zeggen ‘ik ben angstig’ of ‘ik ben woedend’, label je de emotie en uit onderzoeken blijkt dat daarmee de activiteit in de emotionele delen afneemt en het denken verbetert. Als laatste leer ik managers, wanneer ze zenuwachtig zijn voor het toespreken van hun team, om zichzelf in de tweede persoon moed in te praten. Uit onderzoek blijkt dat wanneer je in de tweede persoon tegen jezelf praat, dus wanneer je zegt ‘Srini, je gaat het straks geweldig doen’, je waarschijnlijk zelfverzekerder en minder gestrest bent tijdens je speech. Door in de tweede persoon tegen jezelf te praten creëer je meer afstand tussen de stress en jezelf.