Er zijn twee typen managementboeken. Het eerste vertelt je wat je moet doen en het tweede waarom het niet werkt. De zeven-stappen-snel-thuis-boeken zijn immens populair omdat ze inspelen op de acute problemen van leidinggevenden en hoop bieden. Die andere boeken vind ik interessanter omdat ze over de hardnekkige werkelijkheid zelf gaan. Een pareltje van die laatste categorie is het boek van Bram Buunk: Oerdriften op de werkvloer. Een reden om naar het centrum van Groningen af te reizen om de hoogleraar evolutionaire sociale psychologie die het schreef te ontmoeten. Wie is die man? Maar vooral ook wat voor eerste indruk gaat hij op me maken? Hij schrijft immers in zijn boek dat je daar op mag vertrouwen. Met deze gedachten loopt ik de straat in waar hij woont en bel aan. Een jongensachtige man met volle haardos, eind vijftig schat ik, doet open. James Dean gaat er door me heen, a rebel without a cause, avonturier, met de rockband on tour. ‘Kom binnen.’ Het klinkt schuchter. Is hij wat verlegen of verstoor ik zijn leven? We gaan naar zijn werkkamer boven, die er zonnig mediterraans uitziet en vooral zeer opgeruimd is. Of hij vanmorgen druk in de weer is geweest? ‘Nee,’ antwoordt Buunk, ‘die ziet er altijd netjes uit.’ Hij lijkt me een creatieveling in control.
Mandela’s
Buunk reist veel. ‘Dat is een wezensbehoefte van me. Ik zat onlangs drie, vier weken in Zuid-Amerika voor mijn werk. Ik gaf een cursus in Uruguay over het verschil tussen informal en formal science. Formele wetenschap is beschreven in de boekjes: je hebt een theorie, je leest je literatuur, maakt hypothesen en die ga je met de methoden onderzoeken. Informele wetenschap gaat over hoe het in het echt gebeurt. In de wetenschap moet je creatief zijn en dat word je niet als je veel leest. Dat is vooral doen en dan achteraf ordenen. Lezen leidt tot blikvernauwing. Het is niet altijd verstandig om de literatuur in detail bij te houden.’ Hij kijkt naar de boekenkast. Is het een rebelse blik of bespeur ik wat dedain? Toch ben ik tevreden. Wie de wereld op zijn kop zet, kan op mijn instemming rekenen. ‘Ik heb dat bij stressonderzoek gedaan. Daar was al veel saai onderzoek met stressoren. Ik heb er uiteindelijk de uitwisselingstheorie bijgehaald. Die zegt dat als mensen iets investeren er ook iets voor terug willen hebben. Als die theorie klopt, is stress een onbalans van geven en ontvangen. Daar had nog niemand aan gedacht en het bleek een vruchtbare aanpak voor onderzoek te zijn.’ Klokgelui komt even de kamer binnen. ‘Niet teveel lezen dus’, vervolgt hij. ‘Dat geldt ook voor de managementliteratuur. Ook daar krijg je een vernauwd blikveld van. Neem bijvoorbeeld alle literatuur over leiderschap. De ene school na de andere consultancy agency verschijnt. Ze claimen allemaal een nieuwe leiderschapsstijl te hebben. Het stelt niet veel voor. Een enkele keer kom ik mooi onderzoek over leiderschap tegen dat ook goed is. Zo werden eens bedrijven vergeleken die vijftien jaar ellende hadden gehad en het daarna vijftien jaar goed deden. Het bleek toch met leiderschap verband te houden. Als leiders een beetje aardig zijn, weten wat ze willen, gedreven zijn en ook iets nederigs en dienends hebben, kan het goed gaan. Leiders moeten toch een soort Mandela’s zijn.’
Toch lijkt Buunk mij niet de man die boeken helemaal links laat liggen. Hij heeft ze zowel thuis in Spanje staan. ‘Ik lees hoofdzakelijk non-fictie en de laatste jaren ook veel romans. Ik lees meestal ’s avonds in bed maar ook in vliegtuigen en in de trein. Het is zelden dat ik hier thuis met een boek op de bank zit. In mijn huis in Spanje zit ik wel graag op het terras te lezen. Zakelijke boeken lees ik selectief tenzij ze heel goed geschreven zijn. Je hebt soms auteurs die zo goed kunnen schrijven dat je wilt doorlezen. Die hebben een boodschap en een verhaal. Maar dat is maar zelden.’ Buunk begint enthousiast te vertellen over een boek over de biologische grondslagen van muziek. Hij duikt de boekenkast in en legt het op tafel. Ik denk dat het een voorbeeld van uitmuntende non-fictie is, maar het pakt anders uit. ‘Kijk, dit is een boek dat veelbelovend is. Het gaat over de oorsprong van de muziek maar valt uiteindelijk tegen. Het heeft wel ideeën maar geen verhaal.’ Ik kijk naar het boek voor me. Wat heeft Buunk met muziek? ‘Ik ben altijd lang bezig geweest met muziek, passief. Ik had er meer mee willen doen maar je kunt niet alles. Pas de laatste jaren ben ik conga’s gaan spelen. Van klassieke muziek houd ik niet zo. Voor mij is dat een slaapmiddel. Ik houd van Latijns-Amerikaanse en Spaanse muziek: de cumbia, flamenco, son, salsa, de bachate. Het Indiaanse van de Andes, de ritmes van Afrika en de Spaanse invloeden. Ik ben veel in Uruguay en daar is een muzieksoort ontwikkeld, de candombe, die bijna puur zwart is.’ Deze muziek komt uit Afrika, volgens sommigen uit Senegal, en heeft zich 250 jaar weten te handhaven met vier trommels en zang zonder contacten met het moederland. ‘Het is muziek van de straat, van de lagere klassen. De ontstaansgeschiedenis van de Latijns-Amerikaanse muziek boeit me. Ik ben zelf niet erg muzikaal hoewel mijn congaleraar dat wel vindt. Ik ben zoals ik zei geïnteresseerd in creativiteit. In de wetenschap haal je allerlei zaken bij elkaar en dat gebeurt in de muziek ook.’
Mannenquotum
Oerdriften gaat over de natuur van de mens en hoe deze doorwerkt in ons gedrag op de werkvloer. Buunk verklaart bijvoorbeeld ons roddelgedrag op kantoor. Adviseurs en managers proberen het zoveel mogelijk uit te bannen, maar Buunk stelt dat het vanuit evolutionair perspectief onuitroeibaar is. Het maakt het juist mogelijk dat mensen in organisaties kunnen functioneren! Ook kritiseert hij de selectiemethoden van personeelspsychologen. Testen blijken lang niet zo goed te zijn als we dachten. Over sollicitanten concludeert Buunk met enig genoegen: ‘We kunnen vaak gewoon afgaan op onze intuïtieve indrukken.’ Daar heb je als manager wat aan! Op dit moment loopt er een discussie om een quotum in te stellen voor het aantal vrouwen vrouwen in de top. Waarschijnlijk zal Buunk met zijn evolutionaire benadering daar geen voorstander van zijn. ‘Veel studentes die ik tegenkom, willen helemaal geen carrière maken. Zij gaan liever met hun vriendinnen om en willen een leuke parttime baan en daarnaast kinderen. We weten nu dat veel vrouwen de concurrentiestrijd niet aan willen om de top te bereiken. Er zijn gewoon biologische verschillen. Mannen willen andere dingen dan vrouwen. Dat kunnen we nu evolutionair verklaren.’ Toch willen veel mensen nog niet aan deze waarheid, houd ik hem voor. ‘Ik hield een tijdje terug een lezing in Groningen en daar gaf een feministe als commentaar op mijn boek: gevaarlijk, want het jaagt vrouwen terug naar het aanrecht. Ze had duidelijk een jaren-zeventigdenkkader. Een van mijn promovendi vroeg me naderhand: "Hoe kan iemand zo dom zijn, die vrouw is toch hoogleraar?" Weet je wat een ongezonde situatie is?’ Buunk veegt de haarlokken weg van zijn voorhoofd. ‘Dat er straks te veel vrouwen in het onderwijs, de zorg en de rechterlijke macht werken. Daar hoor je de feministes niet over. Er moet een mannenquotum worden ingesteld.’ Vindt Buunk dat de wetenschap meer invloed moet krijgen op bijvoorbeeld het beleid in organisaties? Hij is er stellig over: ‘Ik geef geen richtlijnen of adviezen. Met de wetenschap kun je alle kanten op. Het is altijd een politiek verhaal. Vanuit de evolutietheorie kun je zeggen: geen vrouwenquotum omdat het niet werkt. Dat is ook mijn persoonlijke instelling maar die doet er niet toe. Je kunt ook het tegenovergestelde beweren: je moet juist een quotum instellen om diversiteit in de top te bewerkstelligen. Met de wetenschap kun je volstrekt tegengestelde aanbevelingen doen. Een wetenschappelijk advies wordt dan een kwestie van smaak.’
Omdat dit het jaar van Taylor is, wil ik weten of scientific management tegennatuurlijk is. Buunk: ‘De industrie is een keurslijf met veel herhaling. Maar ook in de oertijd was dat aanwezig. Neem als voorbeeld het weven van kleden of het knopen van netten. Er was en is veel eentonige arbeid die niet door Taylor is bedacht. Wat Taylor onderscheidde van het ambachtelijke model, is dat er in de oertijd een duidelijke relatie bestond tussen het eentonige werk en het resultaat. Met het scientific management is dat verdwenen. Het heeft veel welvaart gebracht en veel mensen geen geluk.’
Terugkeer van de biologie
De biologie is duidelijk terug van weggeweest. Boeken over het brein en de evolutietheorie zijn niet aan te slepen. Ook de wereld van managementliteratuur blijft niet onberoerd. Hoe komt het toch dat we zo blind voor onze oerdriften zijn geweest? Buunk: ‘Aan het einde van de negentiende eeuw waren veel psychologen darwinist. Toch is die biologische insteek in de decennia daarop verdwenen. Daar lagen meerdere factoren aan ten grondslag. De verschillende wetenschappen wilden in die tijd een eigen plekje onder de zon: de cultureel antropologen claimden dat alles cultuur was, de psychologen verklaarden alles met hun stimulus-responstheorie, de sociaal psychologen begrepen alles vanuit de socialisatie. De evolutietheorie kreeg rechtse associaties met het sociaaldarwinisme. Na Hitler was alles wat met biologie, selectie en evolutie had te maken voor decennia verdacht. Er kwam nog iets anders bij. De biologie moest zich nog verder ontwikkelen. Er moest nog veel gedaan worden om de evolutietheorie op orde te krijgen. Een probleem was bijvoorbeeld hoe je de individuele verschillen tussen mensen moest verklaren. En daar was ook het raadsel van het altruïsme: wat was daar het evolutionaire voordeel van? Of de pauwenstaart: hoe verklaar je gevaarlijke en nutteloze gedragingen? Pas in de jaren zeventig kwam de biologie daar verder in. Er is in die wetenschap een enorme revolutie aan de gang.’ Ik drink een slokje water. Het licht is goudgeel. Buunk lijkt me een avonturier of het nu om reizen, muziek of de wetenschap gaat. Ook het tegendraadse heb ik een paar keer bespeurd.
Tot slot wil ik weten hoe zijn boek over onze oerdriften is ontstaan. ‘De aanleiding was een interview in Intermediair van een paar jaar geleden. Toen vroeg Mai Spijkers van uitgeverij Bert Bakker of ik een boek wilde schrijven over oerdriften op de werkvloer. Mijn vrouw vond het ook een goed idee.’ Stilte. ‘Ik kan eigenlijk geen boek schrijven. Het duurt me te lang. Ik ben meer van het korte werk: artikelen en essays. Toch heb ik het gedaan en snel, mede dankzij de hulp van schrijfster en psycholoog Pieternel Dijkstra. Of er een nieuw boek in de maak is? Nee. Mijn voorlaatste boek dat ik alleen schreef, was 25 jaar geleden en ging over vriendschap.’
Hij aarzelt: ‘Als ik nog een boek schrijf, zal het over muziek gaan…’
Over Joep Schrijvers
Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.