Het blijft warm in het Gooise café-restaurant, ondanks de open deuren. Een enkele handelsreiziger zit met zijn laptop in een hoekje. Vanaf het terras klinkt gelach. Lichtelijk nerveus wacht ik op Arnold Heertje, de grootheid uit mijn jeugd toen ik nog zeker wist dat ik econoom wilde worden. Zijn schoolboek De kern van de economie was toen al bekend én berucht. Vandaag wil ik, laat ik maar eerlijk zijn, privé-les van hem over een fascinerend thema dat hij nu op de kaart aan het zetten is: mechanism design. Drie geleerden, Hurwicz, Myerson en Maskin en kregen er in 2007 de Nobelprijs voor. Kun je mechanismen ontwerpen en invoeren die ervoor zorgen dat mensen hun individuele behoeften kunnen bevredigen én tegelijkertijd het collectieve belang geen schade berokkenen? Zo luidt ongeveer een basisvraag van mechanism design.
Mechanism design
Heertje zit tegenover me en steekt van wal: ‘Mechanism design heeft een puur theoretische achtergrond maar ik houd me vooral bezig met de praktische toepassingen. Die kunnen wereldwijd, Europees, of lokaal, in het klein, zijn. Heel veel maatschappelijke problemen brengen we niet tot een goede oplossing omdat we niet goed nadenken over de mechanismen en architecturen die aan die oplossingen ten grondslag liggen. Maar eerst: mechanism design gaat ervan uit dat bij heel veel problemen mensen het volstrekt met elkaar eens zijn over de uiteindelijke doelen. Iedereen wil de crisis oplossen, iedereen wil goede kinderopvang of duurzaamheid. Daarover bestaat amper discussie. Maar waar het mis gaat, is in de uitvoering. Dan zie je meningsverschillen en strijd. Mechanism design laat zien dat er een klasse van oplossingen is, constructies om het maatschappelijk verkeer wél goed te reguleren. Bepaalde architecturen zijn beter dan andere.’
Bij het buffet
Dat vraagt om een voorbeeld. ‘Stel dat hier, in dit restaurant een groot koud buffet klaar staat. Voor twintig personen is de gang naar het buffet geen enkel probleem. Mensen zeggen dan: "Gaat u eerst en dan ik." Het regelt zich vanzelf. Er ontstaan geen vervelende toestanden. Maar met grotere aantallen – een buffet voor tweehonderd mensen – gebeurt er iets anders. Iedereen komt in de startblokken en begint los van de ander te wikken en te wegen: zal ik wachten of nu direct naar het buffet gaan? Op de achtergrond speelt het prisoners dilemma uit de speltheorie een rol. Wat er dan gebeurt: er komen rijen, er ontstaat ellebogenwerk, mensen dringen voor. Het wordt een beestenbende. We willen in zo’n situatie liever dat er een aanpak is, een architectuur, die de gang naar het buffet reguleert. Iemand die opstaat en zegt: "Laten we het zo doen; eerst die tafels, dan die." De gasten gaan geordend naar het buffet en de prettige sfeer blijft. Er is een architectuur waarin het individuele beslissen wordt doorbroken en die het door iedereen gewenste gedrag construeert. Het bijzondere hiervan is dat die constructie de mensen vrij laat in hun gedrag –het werkt niet op basis van de knoet – en dat hun individuele belang centraal blijft staan. De architectuur die je maakt om gedragingen van mensen te coördineren is subtiel. Je moet er goed over nadenken.’
Heertje geeft nog een voorbeeld van een architectuur die mensen prikkelt om vrijwillig gewenst gedrag te vertonen. ‘Neem het toilet. Wij mannen zijn geneigd naast de pot te spetteren. Hygiënisch is dat erg ongelukkig. Dat vinden we allemaal. Daar is geen enkele discussie over. Wat te doen? Je kunt het verbieden, regels maken, bordjes ophangen: alleen in de pot. Dat is wat we vaak doen. Het idee erachter is gedragsbeïnvloeding. Flauwekul! Ooit kwam iemand op het idee een zwart vliegje in de pot te doen. Niet meer dan één. Want doe je er drie of vijf dan krijg je volledige chaos. Zo’n vliegje werkt als prikkel, als een positieve prikkel, zodanig dat mannen op het vliegje plassen én dat vrijwillig doen. Je hoeft het niet doen. Maar de meeste mannen doen het. Het eindresultaat vinden we positiever dan zonder vliegje. Want er zijn goede effecten op het milieu, de hygiëne. Let op: zo’n architectuur werkt zonder aanzien des persoons. Dat is nog zo’n kenmerk van mechanism design: er wordt geen onderscheid gemaakt. En je doet het zonder de knoet, zonder de mobiele eenheid die er bij wijze van spreken op afgestuurd wordt.’
Vrijwillige basis
We moeten veel systematischer over zulke constructies nadenken, bepleit Heertje. ‘Bij maatschappelijke problemen gaat het er niet om of mensen eerlijk zijn of te vertrouwen, maar zich gedragen alsof ze dat zijn. Een goede architectuur laat je gedragen alsof je integer bent. Het gaat er niet om of je het werkelijk bent. Mechanism design kent geen opgeheven vingertje en moraliseert de mensen niet. De voorbeelden die ik je nu geef, zijn eenvoudig maar laten zien dat er een klasse van architecturen is die gewenst gedrag construeert op vrijwillige basis. Sommige architecturen zijn beter dan andere: naar het oordeel van de gebruikers en de klanten!’ Dat laatste is belangrijk, legt de econoom uit. ‘De kennis van mechanism deisgn moeten we ook toepassen op grotere vraagstukken. Daar is veel intellect voor nodig. Allerlei ontwerpen zijn er echter niet op gebaseerd. Je krijgt dan perverse prikkels in de architectuur. Valse diploma’s op hoge scholen. Managers krijgen extra geld als studenten sneller afstuderen. Hoe meer er slagen, hoe meer geld ze krijgen. Foute architectuur met perverse prikkels. Laat ze maar slagen, denken die managers en docenten dan. Daar is niet goed over nagedacht.’
Heertje besluit: ‘Mechanism design is intellectueel en praktisch erg interessant. Ik kwam er een aantal jaar geleden mee in aanraking op een summer course in Jeruzalem. Daar waren ook twee van de drie Nobelprijswinnaars van mechanism design en ik heb deze zien optreden. Het heeft me erg gegrepen.’
Kern van de Economie
Op het vwo en de havo kennen de meeste scholieren die economie volgen het lesboek De kern van de economie. Dit jaar jubileert het boek. Heertje: ‘Ja, het bestaat vijftig jaar. Er is onlangs een uitzending over geweest in Nieuwsuur. In 1962 kwam het op de markt en het is er nog steeds. In vertalingen zoals in het Frans, Engels, Duits, Italiaans.’ Ik wil weten of De kern van de economie in die halve eeuw hetzelfde is gebleven of veranderd. ‘Er is wel wat veranderd natuurlijk maar ook veel hetzelfde gebleven: de duidelijke structuur, de logische volgorde, de helderheid, consistentie van begrippen en de exacte benadering. Er zijn amper formules nog, maar je hebt geen formules nodig om exact te denken. Exactheid is het expliciet maken van je veronderstellingen. Dat doet De kern en dat is gebleven. Inhoudelijk is er wel iets veranderd. Onderwerpen als duurzaamheid en milieu zaten er wat betreft onderwerp al in, maar die zijn uitgebreider geworden. Nu zit er ook meer speltheorie in. Wat ook hetzelfde is gebleven, is het ruime welvaartsbegrip dat ik toen en nu hanteer. Welvaart is geen begrip waarin alles in geld kan worden uitgedrukt. Het gaat om behoeftebevrediging van mensen gerelateerd aan schaarste.’
Met overbodige voorzichtigheid leg ik de vraag neer die door mijn hoofd spookt. Wat gaat er met dit boek gebeuren als Heertje de ogen sluit: is het boek dan ook gesloten? Direct: ‘Ik ben al een tijdje met een constructie bezig, waarbij De kern kan doorgaan als ik er niet meer ben. Het moet kwaliteit blijven houden, dienstbaar zijn aan het onderwijs en vernieuwend. Fundamenteel is dat leerlingen van komende generaties op een goede manier economisch onderwijs krijgen. Het oude patroon is: auteur weg, boek weg. Ik wil dat niet. Ik heb het zo lang volgehouden. Ik ben toonaangevend in het economieonderwijs’. Met pretoogjes: ‘Ik ben de Jaguar van het economieonderwijs, de Johan Cruyff. Ik mag dat boek niet zomaar aan de erven over laten. Ik maak een architectuur waarbij iemand de opdracht en de ruimte krijgt om door te gaan met De kern. Dat is nog nooit eerder met een lesboek gebeurd!’
Hennipman, een van zijn leermeesters
In zijn boeken voor een breder publiek introduceert Heertje steevast de econoom Pieter Hennipman. Weinig mensen hebben van hem gehoord. Ik ook niet. ‘Hennipman was een bescheiden man die teruggetrokken leefde. Vandaar dat het grote publiek, dat jij hem niet kent. Hij was een van mijn twee leermeesters en ik was direct door hem gegrepen. Hij was een literair econoom, niet wiskundig en een goed denker. Je kunt zeggen: hij was een wiskundige zonder formules. Hij dacht abstract en niet dogmatisch. Van hem heb ik het ruime welvaartsbegrip. Maar pas op, ik had een tweede leermeester, Pieter de Wolff, een wiskundig econoom. Bij hem ben ik gepromoveerd en Hennipman was mijn copromotor. Tot zijn dood in 1994 ben ik bij Hennipman regelmatig thuis geweest en ik heb al mijn stukken met hem doorgenomen, behalve mijn columns. Hij was een heel groot econoom. Heel veel inzichten van hem zijn nog steeds actueel. Waar we tot nu toe over gesproken hebben, mechanism design, milieu en duurzaamheid zit er wat betreft uitwerking niet in, maar wel in zijn manier van denken. Steeds weer die gedachte dat het in de economie gaat om behoeften van mensen en hoe zij met schaarste omgaan. Dat is Hennipman. Er is nu ook een Hennipmanstichting en een website.’
Economie gaan studeren
Hoe komt het dat iemand economie gaat studeren? Hoe kwam bij Heertje die beslissing tot stand? ‘Dat heeft met mijn joodse achtergrond te maken. Ik ben ondergedoken geweest – ik ben over deze periode een boek aan het schrijven – in Amsterdam en de Haarlemmermeer. Ik kwam daar met twee verzetskringen in aanraking: respectievelijk met de communistische en de gereformeerde. Je kunt je geen grotere tegenstelling indenken dan tussen communisten en gereformeerden. Maar in het verzet werkten ze nauw samen. Heel bijzonder. Beide groepen hebben mij als kind geholpen en beschermd.
Het viel me op dat de gezinnen waar ik ondergebracht was, arme gezinnen waren. Ik was erg onder de indruk van het gereformeerde geloof en had goede contacten met de hulppredikant, Wim Deenick, die na de zomer ‘44 in Nieuw-Vennep kwam. In de herfst van datzelfde jaar ging ik eens naar hem toe en vroeg hem: "Armoede, waar komt dat eigenlijk vandaan?" Toen zei hij: "Dat heeft met de economie te maken." Wat dat antwoord betekende, begreep ik nauwelijks en hij ook niet. Maar mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Waarom zei hij dit? Pas een paar jaar geleden heb ik het antwoord ontdekt in de biografie van Joop den Uyl. Die hulppredikant was een jeugdvriend van hem geweest. Ze hadden samen op de middelbare school gezeten, waren samen op vakantie geweest en waren beiden gereformeerd. Dat antwoord van Deenick – dat heeft met de economie te maken – dat antwoord had hij van Den Uyl, die toen al afgestudeerd was als econoom… bij Hennipman! Hierdoor ging ik uiteindelijk economie studeren. Niet direct want in die tijd wilde ik nog dominee worden.’ Ik kijk verrast. Heertje geniet van het effect. ‘En waarom nou predikant? De voorganger van Deenick daar, Jacques Geuzebroek, was een dominee die geweldig kon preken. En dat wilde ik ook: op de kansel staan.’
Over Joep Schrijvers
Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.