Onze ingesleten aannames over vrijheid van meningsuiting en onenigheid worden in Constructieve onenigheid ter discussie gesteld. Een zeer actueel boek dat de mythes rondom onze ‘objectieve vrijheden van meningsuiting' en ‘gedeelde waarden en normen' op zijn grondvesten doet schudden.
In vijf hoofdstukken en twintig lessen nemen de auteurs de lezer mee in manieren waarop we productief van mening kunnen verschillen. Les één is dat als je wilt weten hoe je het beste van mening kunt verschillen, je vooral moet doen alsof je het met de ander eens bent. De waarheid heeft een afhankelijk karakter. Zo is het idee van de rationele mens een absurditeit volgens de auteurs. Het idee is een overblijfsel uit het tijdperk van De Verlichting, omdat het rationele subject idealiter open zou staan voor iedereen en uitgaat van objectieve rede. Echter, ook de rede heeft zijn geschiedenis en kleurt onze opvattingen.
De rede bepaalt hoe wij onze gesprekspartners zien en daarop reageren. Zo stelde Kant al in 1775 dat de blanke Europeaan zich aan de top van de raciale hiërarchie bevindt en dat de rede aan sekse gebonden is, voorbehouden aan mannen.
Dat verklaart ook dat minister Ferd Grapperhaus in de zomer van 2020 tijdens de coronacrisis reageert op feestvierende Nederlandse middenklasse jongeren in België met: ‘Ik vind het slecht en heel treurig als ik zie dat jonge mensen zich niet aan de coronaregels houden en de beuk erin gooien'. In dezelfde periode waren er ook rellen uitgebroken in onder andere Kanaleneiland door jongeren met een migratie achtergrond en/of van arme komaf. Rutte reageerde dat het ‘verschrikkelijk tuig was'. Onze opvattingen over wat normaal en maatschappelijk geaccepteerd is, zijn dus gekleurd en niet gebaseerd op objectieve rede en rationele opvattingen.
Ferner en Chetty stellen voorts dat waarheden en onwaarheden afhangen van de aanname dat er sprake is van een reële externe wereld, onafhankelijk van onze zienswijze op diezelfde wereld. Dat is niet waar omdat het objectiviteitsconcept in het verleden is gebruikt als instrument voor onderdrukking. In het boek stellen de auteurs dat begrippen als ‘waarheid', ‘objectiviteit' en ‘feit' misleidend kunnen zijn. Deze worden namelijk door bepaalde mensen gecreëerd om anderen te controleren of te onderdrukken. Hoe de waarheid wordt ervaren is bepalend voor de manier waarop wij anderen benaderen.
In hoofdstuk 2 onderzoeken de auteurs onze gesprekssystemen nader en onthullen dat deze juist gestoeld zijn op sociale attitudes. Het is de aard van het privilege om zich namelijk steeds beter te verstoppen. Zo is het concept ‘beleefdheid' bij uitstek een instrument om sommige sprekers macht te geven en anderen de mond te snoeren. Het tonen van eerbied, opties geven en anderen respecteren zijn mooie spelregels, maar stellen sociale- en hiërarchische relaties boven de waarheid. Zo blijft de ongelijkheid gehandhaafd. Ook spreken auteurs over ‘witte onwetendheid'. Dat is moedwillige onwetendheid ondersteund door instanties in een witte, racistische samenleving. In Britse geschiedenisboeken wordt bijvoorbeeld meer geschreven over Henry VIII dan over de uitwassen van het Britse kolonialisme. De rol die kennis en onwetendheid spelen in onze beraadslagingen is des te belangrijker bij het vormen van een oordeel.
Hoofdstuk drie gaat over de werking van invloed. Bevoorrechte mensen worden vaker gehoord en hebben meer toegang tot publieke platformen. Zo worden witte mannen vaker als geloofwaardig beschouwd en zijn er op tv in verhouding nauwelijks gekleurde mensen.
Als wij racisme een belangrijk onderwerp vinden, waarom vatten wij de koe dan niet bij de hoorns? De verklaring ligt volgens de auteurs in de dynamiek tussen het streven naar orde in plaats van rechtvaardigheid. Er zijn veel meer mensen die baat hebben bij het behoud van de status quo. Deze kiezen de ‘beleefdheid' en ‘politieke correctheid' boven het benoemen en aanpakken van onrechtvaardigheid.
In het laatste hoofdstuk roepen de auteurs op tot solidariteit van groepen met privileges in plaats van bondgenootschap. Bij solidariteit worden andermans belangen verheven tot eigen belangen op basis van loyaliteit. Bondgenootschap wordt afgewezen omdat dat op een asymmetrische verhouding leidt met ‘helper-whiteys' tot gevolg. In plaats daarvan kunnen ‘whiteys' beter de problemen die voortkomen uit onderdrukking zich eigen maken en daartegen optreden.
De auteurs sluiten af met een oproep tot zelfzorg omdat al het voorlichtingswerk onuitputtelijk door achtergestelde groepen moet worden verricht. Mensen met een privilege hebben er belang bij om het probleem niet te zien. Zeer herkenbaar.
Constructieve onenigheid zou verplichte kost moeten zijn voor al onze politici om ze te helpen de complexiteit van inclusievraagstukken te doorgronden en zich op basis daarvan opnieuw te verhouden tot dit thema.
Over Elmas Duduk
Elmas Duduk is psycholoog en bedrijfskundige. Als expert Lerende Organisaties en Veranderkundige begeleidt zij gerenommeerde organisaties bij complexe verandertrajecten, inrichtingsvraagstukken en kennismanagement. Als coach begeleidt zij executives en high performers. Zij is auteur van de boeken Crossmenstorschap en Comforttransitie.