Bas van Bavel hanteert voor zijn historische analyse bij wijze van hypothese de volgende nogal uitgebreide redenering. Goederenmarkten en handelsnetwerken hebben altijd bestaan, maar de markten voor de productiefactoren grond, arbeid en kapitaal - wat hij de factormarkten noemt - komen en gaan en zorgen zelf niet voor economische groei, behalve in de eerste fase van hun opkomst. Die aanvankelijke groei komt echter vooral ten goede aan kleine marktelites die hun economische positie consolideren en later hun politieke en juridische macht. Verkalking van institutionele inrichting van de markten en groeiende ongelijkheid zijn de gevolgen. En de neergang is daarna onafwendbaar dankzij de achteruitgang van de gemiddelde welvaart.
Pre-industriële markteconomieën
Uit de markteconomieën die van ca. 2100 v.Chr. (Babylonië) tot ca. 1900 n.Chr. (Noordwest-Europa) te onderscheiden zijn, kiest de auteur de drie belangrijkste en succesvolste pre-industriële markteconomieën. Dat zijn Irak (ca. 600 – 1000), Italië (ca. 1100 – 1500) en De Nederlanden (ca. 1300 – 1800). De keuze is voor een deel ingegeven door de beschikbaarheid van voldoende bronnenmateriaal.
In drie hoofdstukken reconstrueert de auteur zorgvuldig hoe de verschillende instituties in chronologische volgorde marktuitwisseling hebben geregeld. De analyses zijn vooral kwalitatief van aard, waar mogelijk met kwantitatieve gegevens aangevuld.
Latere markteconomieën
Hierna toetst de auteur met succes of de gevonden wetmatigheden ook gelden voor latere markteconomieën, zoals Engeland (vanaf ca. 1500), de Verenigde Staten (vanaf ca. 1800) en Noordwest-Europa (vanaf ca. 1950).
Die wetmatigheden kunnen als volgt worden beschreven. De motor voor de ontwikkelingen (eerste fase) wordt gevormd door succesvolle sociale opstanden tegen ‘feodale’ regelingen en het ontstaan van toenemende vrijheden en zelforganisatie van gewone mensen. Sociale hiërarchie wordt minder rigide. Markten gaan de dominante mechanismen vormen voor de verdeling van grond, arbeid en kapitaal (tweede fase). Gilden verdwijnen en waarden als wederzijds vertrouwen, samenwerking en gelijkwaardigheid worden verdrongen door marktwaarden. De financiële markten worden volledig dominant en luiden een nieuwe periode in van economische ongelijkheid (derde fase). De marktelites verwerven tenslotte, al dan niet via lobby’s, ook politieke en juridische macht. De gemiddelde levensstandaard begint te dalen, de financiële marktactiviteiten pieken, samen met de vermogensongelijkheid en het BBP (vierde fase). En vervolgens zullen economie en markten stagneren en vormen de marktelites de nieuwe feodale elite.
Slotbeschouwing
In zijn slotbeschouwing stelt Bas van Bavel de vraag of dit alles onontkoombaar is. Zijn westerse democratieën misschien beter in staat om neergaande ontwikkelingen tegen te gaan? Maar helaas zijn ook nu politieke en juridische invloed van de elites belangrijker geworden dan de zeggenschap van burgers. Met een voorbeeld: Fox News en Rupert Murdoch waren van doorslaggevend belang voor de publieke opinie bij de verkiezingen van Trump. En zijn dat vermoedelijk nog steeds.
Eigenlijk hebben we dit allemaal al lang zien aankomen: de vrijemarkteconomie brengt ons niet wat we ervan verwachten. Nutsvoorzieningen als het openbaar vervoer, de zorg en de energievoorziening, om maar een paar voorbeelden te noemen waren ooit in handen van de overheid. Ze zijn in handen van ondernemers en investeerders niet beter en goedkoper geworden. En dankzij de analyses van Van Bavel weten we nu hoe dat zit.
Van Bavel eindigt De onzichtbare hand met een optimistische oproep: beperk drastisch de rol van de factormarkten en doe iets aan de sleutelfactor in het proces: de accumulatie van grote vermogens. Ik heb er een hard hoofd in.
Over Teun van Aken
Dr. Teun van Aken is zelfstandig gevestigd organisatieadviseur en managementtrainer te Culemborg. Het gaat in organisaties altijd om resultaten bereiken met mensen. Dit was ook het leidmotief in zijn laatste twee publicaties. Van Aken is (co)auteur van een groot aantal artikelen en boeken.