Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Recensie

Het goud van de 55-plusser

Met veel genoegen heb ik dit boekje van Kathinka Fortuin en Gerdien de Wal gelezen. Het is goed geschreven en mooi vorm gegeven. Als tachtiger en vader lees ik dit boekje uiteraard anders dan mijn kinderen van vijftig-plus.

Philip A. Idenburg | 30 maart 2017 | 5-7 minuten leestijd

Kinderen van hun geboortegeneratie reageren vaak anders op problemen dan ik zou doen; vaak ben ik blij verbaasd dat zij inzichten die onze leeftijdsgroep zich moeizaam heeft veroverd als vanzelfsprekend accepteren en er op voortbouwen. Dat laatste, vind ik, is heel duidelijk in dit boekje het geval.

De geschiedenis van dit thema

In 1951—ik was toen 17 jaar-- verscheen er een boekje van de psychiater Rümke, de Levensfasen van de man. Het was de eerste keer dat iemand het levensritme op die wijze beschreef. Mijn vader was er enthousiast over.

In de jaren zestig had Rümkes inzicht postgevat, zodat de bekende antroposoof Lievegoed deze gedachte vertaalde naar het bedrijfsleven. Als zijn assistent maakte ik in 1967 een verslag van een gesprek van Lievegoed met de al even bekende organisatieadviseur Berenschot, waarin hij pleitte voor een op levensfasen gericht personeelsbeleid.

Kort daarna, begin jaren 70, veranderde het thema, doordat naast vrouwen en homo’s ook ouderen een groep werden die om aandacht vroeg. Zo publiceerde de gemeente Amsterdam in 1971 een verkeersnota waarin—volstrekt nieuw!—geschreven werd dat ouderen trager zijn en dat dus de groenfase van de voetgangersstoplichten zou moeten worden verlengd. Langzamerhand veranderde de levensfase met eigen kenmerken naar een bevolkingsgroep met eigen problemen. Plotseling ging het niet over verscheidenheid en verandering maar over gelijkheid en identiteit en.....emancipatie.

In het kabinet Van Agt/Wiegel kwamen de ministers Til Gardeniers en Wil Albeda met een bejaarden nota: het zogenaamde Til en Wil-plan. De dragende gedachte was dat bejaarden zich moesten emanciperen. Sloeg dat begrip sedert de invoering van de AOW op 65 plussers, plotseling zakte die leeftijd naar 55 jaar. Sommige bejaardenbonden accepteren zelfs mensen van 50 plus.

Inmiddels is er heel wat verschenen –bijvoorbeeld van de WRR en het SCP—over dit onderwerp. Daarbij is er ook over demotiebeleid geschreven, waar vervolgens niets mee is gedaan. Waarom durft nog steeds niemand te pleiten voor een na je 60e dalende inkomensschaal? Dat zou veel problemen oplossen. Ik ben het overigens met de auteurs eens dat er nog weinig literatuur is over de ervaring van de leeftijdsgroep waarover zij schrijven. Leuk dat ze daarom zijn gaan enquêteren!

Het belangrijkste wat er sinds de jaren 70 is gebeurd is dat het emancipatiethema zich ontwikkelde tot het postmoderne inzicht dat de beschrijving hoe iets IS de mist in gaat als de dingen in beweging zijn. Er IS geen waarheid, maar er zijn beelden van de waarheid. Als levende en handelende mensen zijn we enerzijds genoodzaakt om beelden te maken maar anderzijds belemmeren die beelden ons in ons handelen. Ik lees dit boekje dus als een beeldenstorm.

Beelden van ouderdom

Een mens leeft van de wieg tot het graf. Op die zelden ontkende werkelijkheid passen verschillende beelden. Allereerst het lineaire beeld van een groeiende wijsheid. Het kind is een onbeschreven blad, maar als het in leeftijd groeit doet het levenservaring op en wijsheid. Daartegenover staat het dalende lineaire beeld van de steeds trager wordende en aftakelende mens. Er is een prachtig Bommelverhaal van levende mensen die tenslotte verstarren tot wilgen langs een sloot. Hannah Arendt verzette zich tegen dit op sterven gerichte beeld met haar pleidooi voor aandacht voor nataliteit. Vandaar is het een kleine stap naar het circulaire beeld van opkomst, groei, rijping en versterven en dan weer opkomst etc.

Door beelden naast elkaar te zetten veranderen tegenstellingen van goed en kwaad, opkomst en verval, sterk en zwak etc. in het Cruijfse inzicht dat elk nadeel zijn voordeel heeft. De beeldenstorm heeft ook het gevolg dat er nu geen vaststaand beeld meer is van de eigen leeftijdsgroep en dat je dus je eigen keuze moet maken. Door de vele beelden over elkaar heen te leggen, zoals je dat met behulp van pg. 29 kunt doen, kun je je eigen positie gaan innemen. Daarmee wordt impliciet de waarde van diversiteit in de werkgemeenschap op twee manieren—variëteit van individuen en van leeftijden—onderstreept.

Reflectievragen

Voor dat laatste vind ik in dit boekje de pagina’s met reflectievragen erg mooi. Je hebt behoefte aan het uitsorteren van je eigen kundigheid en meerwaarde, je zwaktes, je verlangens. Ik zou willen dat ik dit soort vragen indertijd zelf zo voorgelegd had gekregen. Maar de tijd was er nog niet rijp voor. Toen ik in 1990 een groep 45 jarigen met dat soort vragen benaderde waren ze boos: “dat deden we 20 jaar geleden toen we nog jong waren.” Een paar jaar later klaagde een volgende groep er over dat er in de betrokken leergang te weinig tijd was ingeruimd voor zelfontwikkeling.

Door dit boekje te willen uitgeven onderstreept Reed Elsevier dat het hoog tijd is dat het hele bedrijfsleven maar eens een leeftijdsgericht personeelsbeleid gaat voeren. Ik ben benieuwd of dat gaat lukken. En wanneer de beide auteurs met een soortgelijk boekje voor veertigers –met hun toenemende werkstress—komen.

Een kanttekening

Bij lezing van dit boekje is me opnieuw duidelijk geworden dat ouderdom en veroudering twee thema’s zijn geworden. Ouderdom heeft met verval te maken en het levenseinde: de winter van het leven. Het vroeger daarbij passende beeld, was dat het een tijd van genieten van de welverdiende avondrust is.

Veroudering is een kenmerk van het hele leven. Kinderen van vier zeggen al: vroeger, toen ik nog klein was. Hun ouders wijzen er dan al op dat er nu nieuwe dingen gaan gebeuren; nieuwe dingen die per geboortegeneratie kunnen veranderen. Wie in de jaren dertig werd geboren kon (soms) kiezen voor een kleuterschool. In deze tijd gaan alle vierjarigen naar de eerste groep van de basisschool.

Een van de opmerkelijkste veranderingen in het leven van de generaties van na de tweede wereldoorlog is de levensverlening, waardoor terecht de pensioenleeftijd opschuift. Maar daardoor kloppen ook de bij de rijpere levensfases behorende beelden niet meer. Met als gevolg dat je heel veel mensen vanaf een jaar of veertig kunt horen zeggen dat zij zich 10 jaar jonger voelen dan hun kalenderleeftijd.

Het aardige van dit boekje is dat de auteurs het hiaat aan eigentijdse beelden niet gaan opvullen met zo iets gedateerds als “emancipatie”, maar aan de leeftijdsgroep van 55plussers zelf een handreiking bieden om hun eigen beelden in te vullen. 55plus? het is wel een hele grote groep mensen. Als tachtiger, die niet veel zicht meer heeft op echte levensvernieuwing maar wel te maken heeft met het verval van de ouderdom, wacht ik nog even op nieuwe beelden en inzichten die hopelijk voort zullen komen uit de nu op gang komende voltooid-levenseinde discussie.

Philip A. Idenburg, Emeritus Hoogleraar Bestuurskunde Universiteit Utrecht

Over Philip J. Idenburg

Philip J. Idenburg is als cocreator van Ouder Worden 2040 vanaf het begin af aan betrokken geweest als aanjager en programmaleider. Hij is daarnaast als managing partner verbonden aan strategie- en innovatiebureau BeBright en ondersteunt zorgpartijen op het gebied van strategie en innovatie-vraagstukken. Philip is een veelgevraagd spreker voor lezingen en colleges.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden