Er was een tijd dat Peter Baggen eigenlijk gitarist wilde geworden. Het talent was er: met een uitvoering van Harry Sacksioni’s compositie Meta Sequoia wist hij de aandacht te wekken van zijn levenspartner Karin de Galan, oprichter van de School voor Training. Maar een optreden van de Braziliaanse virtuoos Egberto Gismonti maakte een eind aan zijn sluimerende professionele ambities. ‘Ik zat er bovenop, en hij speelde zo afgrijselijk goed dat ik dacht, dat lukt me nooit,’ herinnert Baggen zich in een dubbelinterview met De Galan vanuit hun werkkamer in Wageningen. ‘Dat was meteen ook het moment dat ik besloot te stoppen.’
Voor Baggens huidige werk als managing partner van de School voor Training is het ontmoedigende concert nog steeds van betekenis. ‘Het illustreert de cruciale rol die ons zelfbeeld speelt bij motivatie. Niet alleen in het begin, maar juist ook gedurende en aan het eind van het leertraject, want uiteindelijk moeten de vaardigheden die we mensen aanleren ook in de praktijk worden toegepast. Omgaan met een moeilijke baas, effectief onderhandelen met een lastige klant, het staat of valt allemaal met het vertrouwen in het eigen kunnen.’
Observerend leren
Het aanleren van die ‘self-efficacy’ maakt deel uit van de wetenschappelijk onderbouwde methode die De Galan en Baggen beschrijven in hun boek Evidence-based trainen. De intellectuele basis hiervoor ligt bij de Canadees-Amerikaanse psycholoog Albert Bandura (1925-2021). Hoewel de voormalig Stanford-wetenschapper bij het grote publiek lang niet zo bekend als bijvoorbeeld de Nobelprijswinnende gedragspsycholoog Daniel Kahneman, geldt hij in de academische wereld als een grootheid. In een recente top 200.000 van ‘s werelds meest geciteerde wetenschappers die zijn gaan publiceren sinds 1950 staat hij zelfs op een achttiende plaats, vóór giganten als Stephen Hawking, Peter Higgs, James Watson en Francis Crick. Baggen: ‘Bandura is de man achter observerend leren. Toen hij zijn carrière begon was de conventionele wijsheid nog dat mensen leren door zelf te doen, bijvoorbeeld door als wetenschappers in de dop hun eigen hypothesen te testen. Bandura toonde op basis van empirisch onderzoek echter aan dat we nieuw gedrag en vaardigheden ook kunnen leren door de kunst af te kijken. In het verlengde daarvan ontdekte hij ook dat mensen zich bepaald lesmateriaal effectiever eigen maakten als ze aan het eind van een training daar zelfstandig mee gingen oefenen.’
Positieve successpiraal
De methode die Baggen (van oorsprong sociaal filosoof en gepromoveerd in de sociale wetenschappen in Nijmegen) samen met De Galan heeft ontwikkeld stelt zich nadrukkelijk niet ten doel om bestaande vakinhoudelijke inzichten van trainers helemaal te vervangen. Baggen: ‘Trainers maken doorgaans gebruik van twee informatiebronnen: de praktijkkennis die door collega’s van generatie op generatie is doorgegeven, en de gegevens die ze uit de intakegesprekken met deelnemers en opdrachtgevers hebben verzameld. Hieraan voegen wij een derde informatiebron toe, en dat zijn inzichten uit de wetenschap. Daarvoor hebben we gekeken naar twee wetenschapsgebieden: de wetenschap van het leren, die onderzoekt hoe mensen nieuwe vaardigheden onder de knie krijgen. En daarnaast de wetenschap van het trainen, die onderzoekt hoe je mensen optimaal ondersteunt bij dat leerproces. Met behulp van deze inzichten creëren we een omgeving waarin deelnemers stap voor stap lastige situaties aandurven, het geloof in hun eigen kunnen groeit en ze in een positieve successpiraal terechtkomen.’
Het tweetal heeft (nog) geen harde cijfers over de effectiviteit van hun methode, maar anekdotisch zijn er onmiddellijke resultaten. De Galan: ‘Bijvoorbeeld bij een groep die wereldwijd verkooptrainingen gaf. Op het moment dat zij met hun eigen mensen aan de slag gingen bleek het aantal orders meteen te stijgen.’
Flexibel
Een Evidence-based training begint met het creëren van een mentaal beeld, zegt De Galan. ‘Als je een training verzorgt over het geven van feedback, dan kun je de deelnemers natuurlijk in groepjes uiteen laten gaan om ze zelf te laten vertellen wat werkt en niet werkt. Maar je krijgt een beter plaatje als je een situatie visueel maakt door iets voor te doen. Helemaal als je daarbij ook de valkuilen uitbeeldt, bijvoorbeeld met acteurs die een feedbacksessie naspelen waarin het eerst verkeerd, en dan goed gaat.’ Zo’n demonstratie is dan ook meer dan een voorbeeld, aldus Baggen: ‘Het is show, don’t tell.’ De Galan: ‘Als deelnemers zien hoe iemand die eerst tegenstribbelt uiteindelijk toch in de feedback van de ander meegaat, dan krijgen ze ook een beeld van hoe een positieve uitkomst eruit ziet, wat weer motiveert in het leerproces.’
Als het mentale plaatje eenmaal duidelijk is, dan wordt het door middel van oefeningen vertaald in gedrag. Dit omvat meer dan het simpelweg nadoen van wat zojuist is voorgedaan, aldus De Galan. ‘Je wil dat deelnemers flexibel worden in het gebruik van hun vaardigheden, zodat ze die in de meest uiteenlopende situaties kunnen toepassen. Je komt als trainer weliswaar met leerpunten, maar beschrijft daarnaast ook de onderliggende regels, die je vervolgens met andere demonstraties weer illustreert. Dit zorgt ervoor dat mensen flexibel worden.’
Donald Duckjes
In deze fase houdt de trainer nog de vinger aan de pols. ‘Het is belangrijk dat de oefeningen in deze fase stapsgewijs van makkelijk naar moeilijk gaan,’ zegt Baggen. ‘Als je dat niet doet dan bestaat de kans dat mensen overweldigd raken door de complexiteit van de vaardigheid. Uiteindelijk is het zaak om de deelnemers te laten oefenen met eigen, lastige situaties. Als ze de vaardigheden bijvoorbeeld moeten oefenen op een baas die hen afsnauwt, moeten ze alles uit de kast halen en wordt het leereffect veel groter.’
In de derde fase van Evidence based trainen moeten de deelnemers het echter helemaal zelf doen. ‘Dat betekent echter niet dat we ze aan hun lot overlaten,’ zegt De Galan. ‘We gooien mensen pas in het diepe als we zien dat ze het al heel aardig kunnen, en geven ze vervolgens ook een specifieke opdracht mee.’ Het is de bedoeling om die in de veiligheid van de eigen omgeving uit te voeren, en daar vervolgens een verslag van te maken, zodat trainer en deelnemer na afloop gezamenlijk de puntjes op de i kunnen zetten. De Galan herinnert zich een trainer die had gefilmd hoe ze thuis op de bank haar onderhandelingsvaardigheden aan het oefenen was op een zoon die zijn Donald Duckjes nooit opruimde. ‘Het is superleuk om daarop te reflecteren, ook omdat er in deze fase nog niet zoveel op het spel staat. Het gaat er namelijk nog niet zozeer om of die zoon zijn boekjes netjes heeft opgeborgen, maar of je de voorwaarden hebt geschapen om dat mogelijk te maken. Wat dat betreft heeft het wel iets weg van het trainen voor je eerste marathon. Daarbij richt je je onderweg ook niet op de finish, maar op de stappen die je zet.’
Muziekschool
Als de deelnemers het geleerde tenslotte in de praktijk gaan gebruiken doen die resultaten er wél toe. De duur van dit traject wordt nogal eens onderschat, aldus Baggen. ‘Veel organisaties denken dat ze er met een ingekochte training en een dagje op de hei wel zijn. Maar een training heeft pas echt effect als mensen hun vaardigheden door middel van doorleren en zelfregulatie blijven perfectioneren. Dat kan alleen als ze in hun werksituatie worden begeleid door een manager die weet wat er moet gebeuren, en dat onderweg kan aanmoedigen en bekrachtigen. Het is zaak dat je daar als leider voldoende aandacht en energie voor vrij maakt, want het kan zomaar twee maanden duren voordat ook de zwakkere mensen in het team de vaardigheid onder de knie hebben.’
Komt Baggen met de kennis van nu niet in de verleiding om zijn gitaardroom een tweede kans te geven? Hij lacht: ‘Nee, dat zit er niet meer in. Maar toen we het boek schreven heb ik wel vaak gedacht dat het leren spelen van een muziekinstrument eigenlijk een heel mooi voorbeeld is van een Evidence-based training. Je leraar doet het voor, jij probeert het na te doen, daarna ga je naar huis om op je kamertje de melodie erin te krijgen en misschien al iets aan je familie te laten horen, en aan het eind van de rit heb je de voorspeelavond voor de muziekschool, waarbij je echt gaat optreden voor publiek. Om vervolgens terug huis te gaan om nog meer te oefenen, want ook als muzikant ben je nooit uitgeleerd.’
Dit artikel staat in het julinummer van Managementboek Magazine. Deze editie lees je hier >
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.