Auteur Nicholas Nassim Taleb is een interessante denker. Maar in lijn met het stereotype van de filosoof wordt zijn krachtige brein wordt niet vervoerd op een sterk lichaam. Om daar wat aan te doen, besloot Taleb te gaan sporten. Zwemmen leek hem wel wat, omdat de beoefenaars van deze sport goed gebouwde, gestroomlijnde lichamen hadden. Twee keer per week zwom hij zich een ongeluk in het lokale zwembad. Totdat hij zich realiseerde dat hij voor een illusie was gevallen.
Professionele zwemmer hebben vaak geen perfecte lichamen omdat ze zo intensief trainen, maar ze zijn zulke goede zwemmers omdat ze hiervoor een goede bouw hebben. Hun lichaamsbouw speelt een rol bij het selecteren van de activiteit, en het is er niet per se een resultaat van. Taleb noemde dit de ‘zwemlichaamillusie’, een illusie die ten grondslag ligt aan zo’n beetje elke reclame die je op televisie ziet. Hoe kan het dat het model voor cosmetica er zo geweldig uitziet? Juist: het zalfje (en niet de casting die voor de reclame is gehouden).
Het idee dat een positieve uitkomst het gevolg is van een goede training wordt duidelijk in de hedendaagse obsessie met winnaars. Van winnaars willen we alles weten. We delen inspirerende quotes op social media, nodigen ze uit in bedrijven en lezen hun biografieën. In die verhalen vermoeden we het geheim van de uitzonderlijke prestatie, zoals positief denken (wielrenner Lance Armstrong), verras klanten met iets nieuws (ondernemer Richard Branson) en volg je passie (president Barack Obama).
Van de verhalen van verliezers, daarentegen, moeten we niks hebben. Voor hen wordt zelfs een zo snel mogelijke verdwijning van het podium gefaciliteerd: via een loservlucht terug naar huis. Hun verhalen worden gewantrouwd; waarschijnlijk hebben ze er niet alles aan gedaan. Het verhaal van atleet Churandy Martina, die vertelde dat de vijfde plek op de Olympische Spelen het hoogst haalbare was voor hem, werd weggezet als dat van een eeuwige positivo. En toen Dafne Schippers vertelde dat ze blij was met zilver, vertelden analisten dat dit ‘een politiek correct antwoord’ was van iemand die van binnen helemaal kapot zat.
Dezelfde scepsis blijft vaak achterwege als we luisteren naar een winnaar. We geloven meteen dat hij of zij meer wilde winnen dan de anderen. Harder getraind heeft of meer gelóófde in de overwinning. Nog steeds zijn er mensen die geloven dat Lance Armstrong kanker heeft overwonnen met positief denken en een winnaarsmentaliteit, ondanks dat onderzoeken aantonen dat positief denken weinig effect heeft op de kans dat iemand hersteld van kanker. En ondanks dat Armstrong inmiddels is ontmaskerd als een fraudeur.
In de managementwereld is de illusie dat een goede uitkomst altijd de consequentie is van een goede methode of tactiek wijdverbreid. Menig bestseller over het succes van bedrijven is gebaseerd op deze denkfout. In het boek Good to great: Why some companies make the leap... and others don’t beschrijft Jim Collins bijvoorbeeld de succesfactoren van elf topbedrijven. Deze bedrijven selecteerde hij uit meer dan 1400 ondernemingen door over een bepaalde periode te kijken welke aandelen ver boven het gemiddelde hadden gepresteerd. Toen hij vervolgens de selectie van bedrijven vergeleek, vond hij zeven ‘tijdloze, universele antwoorden die door elke organisatie konden worden toegepast’.
Probleem van de analyse: Collins onderzocht op geen enkele wijze of de succesfactoren aan de basis lagen van de geweldige bedrijven. Misschien dat de weinig succesvolle bedrijven wel hetzelfde hadden gedaan als de succesvolle bedrijven? Dit kon Collins niet controleren, omdat de minder succesvolle bedrijven – de verliezers – al het veld hadden geruimd (die werden buiten de analyses gehouden). Toen economen later de geweldige bedrijven van Collins opnieuw analyseerden, bleek dat deze bedrijven slechter dan gemiddeld scoorden in de periode nadat het boek miljoenen keren over de toonbank was gegaan. Ondanks hun zogenaamde ‘universele, tijdloze succesfactoren’.
Hoe deze illusie tegengaan? Wanneer iemand (of een bedrijf) faalt, zoekt hij automatisch naar de oorzaken van deze nederlaag om hier vervolgens van te leren. Maar bij succes wordt er zelden met hetzelfde fanatisme gezocht naar succesfactoren. Waar kom het succes vandaan? Was het een unieke set factoren die voor de overwinning zorgde? Was het puur geluk? Of was er een factor die de doorslag gaf? Om deze vragen te beantwoorden is het van essentieel belang om over verliezen te praten. Om mét verliezers te praten.
In de aankondiging van zijn nieuwe boek Hunger in Paradise, schrijft Rasmus Ankersen: ‘Geweldige leiders begrijpen dat er een manier is om de bias te verslaan: benader je successen met evenveel scepsis als je mislukkingen. Hoewel gebeurtenissen en uitkomsten met elkaar verband lijken te houden, hoeft dit niet noodzakelijk zo te zijn. Slechte uitkomsten zijn niet altijd het gevolg van slechte prestaties en goede uitkomsten betekenen niet altijd dat iemand iets briljants heeft gedaan.’