De lezer krijgt een spiegel voorgehouden rondom de 'versoaping' de 'vervlakking' en de 'Disneyficatie' die van Stratum constateert in onze huidige maatschappij. 'We willen eigenlijk geen vrijheid maar we doen graag wat anderen ook doen', luidt zijn standpunt. Vervolgens worden we als lezer meegenomen op het pad van vele auteurs zoals Fukuyama, Dawkins en Blackmore die allen hun eigen en soms tegenstrijdige kijk geven op de maatschappij en haar individuen.
Als lezer vroeg ik me even af wat me nu te wachten zou staan toen ik de hoofdstukken over 'zelfzuchtige genen' en 'zelfzuchtige memen' open sloeg. Ik had nog niet eerder van memen gehoord dus was ik geheel overgeleverd aan de (natuur)wetenschappers Dawkins en Blackmore die van Stratum in deze hoofdstukken prominent aan het woord laat. Waar het op deze mementheorie op neerkomt is dat de mens uniek is in het imitatie- en kopieergedrag. Blackmore gaat zelfs zo ver om mensen 'memenmachines' te noemen.
Dit kopieergedrag zou een verklaring vormen voor de versoaping in de maatschappij. Het is dezelfde Blackmore die 'zelfsturing' van medewerkers als een 'truc' afdoet. Mensen hebben immers geen creativiteit. Deze gedachte komt later in het boek nog een keer ter sprake en evenzo vele male grijpt van Stratum in en relativeert een en ander. Ik vind dat wel sympathiek overkomen: de wetenschappers mogen lang aan het woord komen maar als ze een te extreem standpunt innemen, worden ze van commentaar voorzien.
Een andere provocerende mening wordt verkondigd door de economen Pine en Gilmore die stellen dat een bedrijf zich niet kan onderscheiden door het aanbieden van diensten. Het zou gaan om de belevenis, de experience. Zij komen met vier S-en die tegelijkertijd als fasen gelden: 1. Satisfaction; 2. Sacrifice; 3. Surprise en 4. Suspense. Met name de laatste twee fasen zijn kenmerkend voor de zogenaamde 'beleveniseconomie'. Naar mijn mening had van Stratum deze auteurs van 'De beleveniseconomie' iets meer ondersteuning moeten bieden door ze of meer aan het woord te laten òf meer uitgewerkte voorbeelden van hun gedachten te presenteren.
De kritiek van Van Stratum dat er een solide basis moet zijn die als fundament moet dienen voor de surprise, hebben Pine en Gilmore ongetwijfeld zelf ook wel bedacht. Toch blijft van Stratum boeien, het is niet de honger die ik had naar elke nieuwe zin, zoals bij een roman van Süskind, maar wel de verwondering (of moet ik zeggen 'surprise'?) die hij creëert door wildvreemde onderwerpen zomaar met elkaar in verband te brengen. Zo beschrijft hij de relatie die er is tussen economie en muziekinstrumenten. Muziekinstrumenten die in een orkest geen kans krijgen, sterven uit. Kwestie van vraag en aanbod dus. Wat veel gevraagd wordt, hoeft echter niet bol te staan van kwaliteit. 'Wat maakt een (muziek)hit, een hit?', vraagt van Stratum zich af.
Als lezer denk ik onwillekeurig terug aan de inleiding waarin de auteur zijn opvatting geeft over de versoaping van onze maatschappij. Tegelijkertijd haast hij zich aan te geven dat vandaag de dag niet alles minder is ondanks de vervlakking. Van Stratum vindt klassieke muziek niet beter dan de huidige popmuziek. Evenals de klassieke muziek kent ook de popmuziek de 'suspense', door nieuwe patronen worden we telkenmale verrast. En zo worden we als lezer verder onthaald op motorbelevenissen en triodenbuizen, de grote hobby van de auteur wanneer hij blijkbaar niet werkt of een boek leest. En ondanks dat ik met deze onderwerpen geen enkele affiniteit heb - en de (hopelijk vele) lezers wellicht met mij- schrijft van Stratum het toch weer keurig aan elkaar. Privé en werk hebben blijkbaar alles met elkaar te hebben. Nix is wat het lijkt.
Over Peter de Roode
Drs. Peter de Roode is zelfstandig adviseur en trainer. Hij ondersteunt organisaties bij het invoeren van grootschalige veranderingen waarbij gedragsverandering centraal staat.