De meeste boeken die tot voor kort verschenen over 'de werkvloer' waren gebaseerd op onderzoeken naar cultuur of psychologie. Toen in de vorige eeuw ons leven nog maakbaar was, verscheen een stroom van managementboeken die je aanspoorden om je leven de gewenste succesvolle vorm te geven. Sinds de uitvinding van de MRI vinden we de resultaten van hersenonderzoek terug in de visie op het functioneren van de mens in zijn werkomgeving. En nu er sinds kort baanbrekende vorderingen zijn gemaakt in het DNA-onderzoek, krijgen we aandacht voor de rol die genen spelen in ons leven en gedrag.
Het boek 'Oerdriften op de werkvloer' van Bram Buunk sluit aan bij deze laatste ontwikkeling. Bram Buunk bekleedde wereldwijd aan verschillende universiteiten de stoel van hoogleraar in de sociale psychologie. Tegenwoordig is hij academiehoogleraar in de evolutionaire sociale psychologie aan de Universiteit van Groningen en onderzoekt hij hoe en waarom bepaald sociaal gedrag in de loop van de evolutie heeft kunnen ontstaan. In 'Oerdriften op de werkvloer' zet hij alle inzichten uit dit vakgebied op een rij, toespitst op werksituaties. Dat geeft een verrassende kijk op onderwerpen als roddelen, personeelsselectie, pesten, leiderschap en man/vrouwkwesties. De kern van de evolutionaire psychologie legt Buunk in het eerste hoofdstuk uit: de mens is het product van een lange evolutionaire geschiedenis waarin de emoties en driften die tot overleving en succesvolle voortplanting leidden, bevoordeeld werden boven andere. In werksituaties, die in evolutionair perspectief pas heel kort bestaan, verlangen wij juist een redelijk, rationeel en beheerst gedrag. Wanneer we toch uit de bocht vliegen, biedt de evolutie volgens Buunk vaak een betere verklaring dan de psychologie en andere sociale wetenschappen. In de volgende acht hoofdstukken verklaart hij bijvoorbeeld hoe roddelen in de loop van de evolutie is ontstaan en dat het op de werkvloer ook de positieve functie van groepsbinding kan hebben. Bij personeelsselectie verdedigt hij de intuïtie boven het gebruik van tests en vermeldt hij bijna triomfantelijk dat psychologische wetenschappers zelf het minst gebruik maken van psychologische tests. En hij verklaart waarom vrouwen misschien wel naar de top kunnen, maar dat niet altijd willen. En waarom een groep mannen veel productiever wordt als er een (aantrekkelijke) vrouw aan toegevoegd wordt. Ook onwenselijk gedrag als pesten en seksuele intimidatie verklaart hij. Bij al die evolutionaire verklaringen houdt het echter op, er volgen zelden oplossingen of aanbevelingen. Dat benoemt hij ook in de titel van hoofdstuk tien 'Wat moeten en kunnen we hiermee? Helemaal niets'. En dat is jammer, want het liet mij toch een beetje onbevredigd achter. Wat niet wil zeggen dat ik het boek niet met veel plezier gelezen heb. Het is in een prettig leesbare stijl geschreven, begrijpelijk zonder diepgaand getheoretiseer, het geeft heel veel resultaten van onderzoek zonder echt een opsomming te worden, het heeft geen noten, wel een literatuurlijst. De interviews die elk hoofdstuk afsluiten, blijkbaar bedoeld om de verbinding met de werkvloer duidelijker uit de verf te laten komen, vond ik het minst interessant. 'Welke oerdriften mij uiteindelijk tot het schrijven van dit boek gedreven hebben, is mijzelf niet geheel duidelijk' zegt Buunk en er wordt ook nergens vermeld voor wie hij dit boek geschreven heeft (behalve voor de uitgever). Daarmee is het leuk leesvoer voor iedereen die zich verbaast wanneer collega's zich weer eens als ongeleide projectielen gedragen.
Over Anne-Mieke Vermeer
Anne-Mieke Vermeer geeft advies en ondersteuning op het gebied van marketing, communicatie en tekst. Zij studeerde kunstgeschiedenis, marketing en filosofie en was ruim 10 jaar werkzaam in diverse (direct)marketing functies.