'De kloof tussen weten en doen is dieper dan de kloof tussen onwetendheid en weten.' Dat is een wel heel interessante uitspraak in deze vermeende kennismaatschappij. Niet de kennis zelf, maar de vaardigheid om te handelen, bepaalt het succes van een organisatie. Wanneer onbekende goden dat hadden beweerd, had niemand hieraan aanstoot genomen. Maar omdat twee gerespecteerde hoogleraren dit beweren, mag er best even achter het oor worden gekrabd. De uitspraak van Pfeffer en Sutton heeft vergaande implicaties. Bijvoorbeeld voor al die mensen die nog naar opleidingen worden gestuurd en weer terugkeren naar een onveranderde organisatie, waar men niet op hun kennis zit te wachten. Kennismanagement zou zelfs de kloof tussen weten en doen alleen maar vergroten. Dat komt, aldus de auteurs, omdat teveel organisaties kennis opvatten als een 'ding', iets wat we kunnen vastleggen in een database. We praten wat af in organisaties. Daar zitten volgens Pfeffer en Sutton mechanismen achter, die voor veel individuen niet zichtbaar zijn. Wat te denken van de constatering dat degene die in een vergadering of werkoverleg het meest aan het woord is, zich meer status aanmeet dan iemand die vooral luistert? En dat mensen die niet actiebereid zijn maar wel veel praten, juist positief beoordeeld worden? Nog erger is het dat mensen die niet alleen veel praten, maar daarnaast ook nog eens kritisch en negatief zijn, worden aangezien voor slim en intelligent. Diep verscholen in de cultuur zitten er dus mechanismen die ervoor zorgen dat de organisatie niet vooruit te branden is. Kritiek leveren op iets is namelijk meer statusverhogend dan -laten we zeggen- iemand een compliment geven. Door kritiek komt de organisatie moeilijk tot handelen. Hoewel ze dit zelf veroorzaakt en toestaat. Een ander punt dat de auteurs aanreiken om tot doen te komen, is het streven naar eenvoud. Zij stellen dat organisaties dingen te complex maken. Om dit aspect te illustreren, geven zij het voorbeeld van de (inmiddels beruchte) Balanced Scorecard. De vele meetpunten in de Scorecard zorgen ervoor dat geen manager meer het totaaloverzicht heeft en zodoende zijn dagelijks handelen hier niet op kan afstemmen. Moeten we dan niet meer meten? Nee, er moet alleen minder gemeten worden, door alleen díe aspecten in de meting te betrekken, die er werkelijk toe doen. Het aantrekkelijke van dit boek is dat economische gegevens gekoppeld worden aan psychologische inzichten. Zo wordt door de auteurs uit de doeken gedaan, waarom zoveel organisaties zo moeilijk afscheid kunnen nemen van het verleden. Zij leggen dat uit aan de hand van het begrip 'cognitive disclosure'. Dit is de wens van een individu om een duidelijk antwoord te krijgen op een vraag. In geval van onzekerheid zal hierbij weerzin optreden. Organisaties moeten bij tijd en wijle dus 'heilige koeien' opruimen; symbolen uit het verleden die weliswaar duidelijkheid geven, maar niet langer passen in de huidige organisatie. Mensen die veel weten maar 'angstig' zijn, zullen hun kennis niet snel inzetten. Angst moet dus verlaagd worden in organisaties, concluderen de auteurs. Daarbij treedt dan direct een paradox op. Degene die angst veroorzaakt moet haar namelijk ook bestrijden: de manager. In de VS blijkt slechts 38% een groot vertrouwen te hebben dat de onderneming haar beloften zal nakomen. Dat zijn bepaald geen rooskleurige cijfers. Er wordt wel een tipje van de sluier opgelicht: medewerkers en managers zijn elk met hun eigen ding bezig. De medewerker is aan het solliciteren of tracht krampachtig te overleven uit angst voor baanverlies of angst voor het onbekende. En ondertussen is de manager naarstig op zoek naar nog betere controlemiddelen om zijn grip te versterken. Wie in deze materie geïnteresseerd is, moet zeker het boek lezen: het is de moeite meer dan waard en nog gebaseerd op praktijkkennis ook.
Over Peter de Roode
Drs. Peter de Roode is zelfstandig adviseur en trainer. Hij ondersteunt organisaties bij het invoeren van grootschalige veranderingen waarbij gedragsverandering centraal staat.